Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/216

Deze pagina is proefgelezen
dan dat dit uitzicht my ontviel!
't Is: met der Dichtkunst geestverrukking
het Ongeloof en zijn verdrukking
om ver te stoten van zijn' troon!
Hy, die de Goliaths doet treffen,
kan de aard van ' t ongeloof ontheffen
door éénen dichterlijken toon!



 

AAN MIJNE EGADE.

Zeg het my, herhaal het my,
dat ik u gelukkig make,
dat de zucht, waar van ik blake,
als ik u mijn leven wij',
niet vergeefs ten hemel steigert,
noch dat God Zijn zegen weigert,
als ik 't oog naar boven sla
voor uw welzijn, dierbre Ga!

'k Ben u schuldig, wat een man
met geen schatten, met geen kroonen,
met zijn bloed zelf niet beloonen
of genoeg erkennen kan:
liefde, mildlijk toegedragen,
waar des Hemels welbehagen
zich in spiegelt op eene aard,
buiten haar zoo luttel waard!

'k Weet, uw zacht, uw rein gemoed
wenscht geen schatten, wenscht geen kroonen
om uw teêrheid te beloonen,
noch het offer van mijn bloed!
'k Weet, uw boezem is te vreden
met de ontfangen huwlijkseeden,
met het u geheiligd hart
van een onberoemden Bard!

Doch een hart, gelijk het mijn,
sints den aanvang zijner dagen
treurig, kwijnend en verslagen,
kan dat uwer waardig zijn?