Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/220

Deze pagina is proefgelezen


Treur met my om den Leeuw van ons Vorstlijk geslacht,
  die in Spanje zoo wakker nog brulde,
dien het West, vol ontzag voor zijne Oostersche kracht,
  met den glans van zijn Ridders omhulde!

Hy viel neêr, en hy slaapt, en zijn glorie heeft uit! —
  Maar hy zal, ja! hy zal weêr ontwaken
op de daavrende klank van ’t bazuinengeluid,
  dat den kerker der dooden zal slaken!

Welk een hoop, o mijn Vriend! is de hoop die ik zing!
  welk een glans stort zy uit op ons leven!
’t Licht des hemels breekt door in d’ etherischen kring,
  die wy lovende samen doorzweven!

Blijf my by in dien kring! Blijf my by in die vlucht!
  teedre Vriend van mijn zaligste dagen!
Één in bloed, in geloof, in verwachtign, in zucht,
  moet de eigenste wieken ons dragen!

Blijf my by met uw edel en dichterlijk hart,
  met uw schittrend verstand, met uw voorbeeld;
gy, wiens lijdzaamheid, juichend by ’t nijpen der smart,
  nooit wanhopig uw noodlot veroordeelt!

In de dorre woestijn van den weg naar het graf,
  is me uw vriendschap een smeltend regen!
By de stormen des Lots in dit leven van straf,
  is me uw vriendschap een schuilplaats! een zegen!

Aan den overkant eerst van het graf, dat ons beidt,
  stroomt de bron, naar wier laving wy smachten!
en de Tempel der Godlijke onsterfelijkheid
  is ’t gebouw, waar wy rust in verwachten!

Al de vreugd, al de smart van dit nietige stof
  wordt gelouterd, versmolten, verloren
in de bruischende zeeën van eeuwigen lof,
  dien de zielen der Zaligen hooren!

Doch de vriendschap, die hier onze harten verbond
  in den naam van den God onzer Vaderen,
zinkt niet weg in den schoot van den gapenden grond,
  die onze asch in zijn nacht zal vergaderen!