Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/222

Deze pagina is proefgelezen


     Ja, in het dichterlijke rijk
     zijn wy aan de Engelen gelijk,
Almachtige! die aan uw voeten zweven!
     De blinddoek die ons drukt, viel af!
     Uw zegen zien wy in de straf,
en in het graf den ingang van het leven.

     Vervallen stervling, triumfeer!
     Hier zijt gy ' s hemels lievling weêr!
    hier, weêr de vorst van dit beneden!
     wien heel een wereld schatting bood,
     en wien geen onheil of geen dood
in 't vlekloos aangezicht dorst treden!

     En gy, aan wier standvasten moed
     geen wreevlige aarde hulde doet,
      vernederdet Hebreeuwen!
     mijn broeders! op uw achtbaar hoofd,
     van de oostelijke kroon beroofd,
drukt vruchtloos de ongenâ van twintig woedende eeuwen!

     In onze wereld vindt gy troost!
     In onze wereld zijt gy 't kroost,
    dat de Almacht zich heeft uitverkoren;
     en schiet de vonkelende gloed
     van Judaas leeuw u in 't gemoet,
reeds grijpend naar de staf hem over de aard beschoren.

     Geen waan is 't, die 't verstand beroert!
     De dichtgeest, die ons hart vervoert,
    is de echte Godspraak van de waarheid!
     Onfeilbaar woord der profecy!
     wat zijt ge dan die poëzy,
voor wie der toekomst nacht versmelt in zonneklaarheid!

     o! Dat me uw adem steeds omzweef'!
     o! Dat me uw wereld nooit begeef'!
gy Schoon-, gy Waarheidskroost, gy leven in dit leven!
     Onttrek' geen nevel aan mijn oog
     den gloed, waarmede uw vlucht omhoog
het stoute spoor bekleedt, om hemelwaart te streven!