Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/223

Deze pagina is proefgelezen


     Aan dezen Goddelijken gloed
     ontsteekt zich hier onwinbre moed,
    om uwer haatren haat te dragen;
     en waar het Recht en Waarheid geldt,
     het saamgezworene geweld
van duizend werelden ten open strijd te dagen!

1820.


 

GELUK EN PLICHT.

Neen! heerschappij, noch rang, noch schatten
doen, stervling! u gelukkig zijn;
't is zorg en lust wat zy bevatten,
en al hun heilbelofte is schijn;
verblindend is de glans der kroonen,
verlokkend is de praal der macht :
maar ach! waar hun bezitters wonen,
daar houdt een eeuwige onrust wacht!

Waartoe het strand gevlucht, ontzinden!
en een onzeekre zee gebouwd;
waartoe aan d' adem van de winden
het lot uws levens toebetrouwd ?
Waartoe op ongestuime baren
een ijdle schaduw nagejaagd,
en zich aan ziels- en lijfsgevaren
om wereldsche ijdelheên gewaagd?

Zoo ge al het voorwerp van uw zwoegen,
goud, staat en aanzien machtig werdt,
nog zou dit uiterlijk genoegen
geen vrede schenken aan uw hart!
Wat meest aan 's noodlots vlagen bloot leit,
is juist die hoog verheven stand;
en in de schaduw der aardsche grootheid
schuilt al te dikwerf leed en schand!

't Is waar dan wat de dichters zingen
en wat de strenge wijsgeer leert:
De middenstand geeft, stervelingen!
dat heil, met zooveel drift begeerd!