Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/227

Deze pagina is proefgelezen
Verwondert ge u?... Ach! dichtkunst is gevoel;
des is ze niet de dartling van 't genoegen,
des blijft haar toon voor ijdel juichen koel,
en weet zich niet by 't volksgeschreeuw te voegen!
En of het bloed nog frisch door de aders vloeit,
of de ouderdom zijn sneeuw strooit op de haren,
wat dichter is, wordt van één vlam doorgloeid,
en deelt één zucht, één zelfde zielsbezwaren.
Maar waar van daan in 't dichterlijk gebied
die somberheid, die wondre hartbeklemming?
Die vraag, wellicht! beantwoordt u mijn lied ;
ik zing u hier: DES DICHTERS LOTBESTEMMING!



 

DES DICHTERS LOTBESTEMMING.

Vulnus alit venis et caeco carpitur igni.
VIRGILIUS.
Wie zijt ge, gunsteling des hemels, aan wiens oog
geheel een wereld hangt, als de invloed van omhoog
in menschlijke aderen dat hemelsch vuur doet vloeien,
waarvan uw adem brandt, waarvan uw tonen gloeien!
wiens enkel stemgeluid met onbeperkter kracht
zich uitbreidt, dan ' t geweld der waapnen, dan de macht
der scherpste dwinglandij! Want gy regeert op zielen,
en wat een hart bezit, moet voor uw almacht knielen!
Wie zijt ge, o dichter! mensch of Engel? Engel wis!
indien der Englen taal der Englen kenmerk is!
Of mensch? O dan voor 't minst gelukkigste der menschen!
begaafd met hooger heil, dan 't doel zelfs van hun wenschen,
als zy den glans van roem, van aanzien, rang en goud
afsmeeken van het Lot, en zich hun mond verstout
aan de Alvoorzienigheid de wegen af te perken,
waar langs zich 't levensheil zijns schepsels moet bewerken!
Neen! dichter! neen, gy deelt in hun verblindheid niet!
Dier driften heerschappij is vreemd aan uw gebied!
Te vreê met in uw borst der Godheid aâm te ontfangen,
en dien met heel uw ziel te storten in uw zangen,
kent gy noch hooger gloed, noch d' aanval van de smart,
en 't heil der wereld woont in uw gelouterd hart!

Het heil der wereld? Ja! in die volzaalge stonden