Deze pagina is proefgelezen
Maar ook zijn vroegen dood getuigt gy! Hy vergaat,
het offer meê der min. Een doodelijke smarte
stolt zang- en mindrift beide in 't hopelooze harte!
Gy, wie zijn taal en toon door merg en zenuw dringt,
het zij zijn fiere stem van oorlogsglorie zingt,
't zij liefde en tederheid zijn dichtpenseel bestieren!
O siert zijn tombe niet met bloeiende laurieren,
(de lauwer groeit van zelf by 's dichters overschot!)
maar plant er wilg en myrt!
Of kent gy niet het lot,
wiens wreedheid in het eind den draad brak van zijn leven,
zoo hoort my! maar ('k voorzie 't) gy zult voor d' invloed beven
van 't dichterlijk gevoel op d'aardschen levenstocht!
het offer meê der min. Een doodelijke smarte
stolt zang- en mindrift beide in 't hopelooze harte!
Gy, wie zijn taal en toon door merg en zenuw dringt,
het zij zijn fiere stem van oorlogsglorie zingt,
't zij liefde en tederheid zijn dichtpenseel bestieren!
O siert zijn tombe niet met bloeiende laurieren,
(de lauwer groeit van zelf by 's dichters overschot!)
maar plant er wilg en myrt!
Of kent gy niet het lot,
wiens wreedheid in het eind den draad brak van zijn leven,
zoo hoort my! maar ('k voorzie 't) gy zult voor d' invloed beven
van 't dichterlijk gevoel op d'aardschen levenstocht!
Sints Tasso voor het eerst Ferrares hof bezocht,
ontsprong de bron der ramp, aan ' t teedre hart beschoren!
Uit adelouden stam en deugdzaam bloed geboren,
en wijd en zijd befaamd door dichterlijken lof
en schitterend vernuft, ontfing hem 't vorstlijk hof
met d' eerbied die een eeuw van ware geestbeschaafdheid
aan d' invloed toedraagt van die hemelsche begaafdheid.
Maar ach! in Tassoos oog had hoffelijke praal
geen waarde; noch de gunst van 't vorstelijk onthaal,
noch 't juichen van een volk, dat in den heldendichter
Homerus volgling, en Itaaljes gloriestichter
aanschouwt. Één voorwerp slechts is Tassoos aanblik waard!
Één voorwerp, dat alléén al 't schoon vereênt der aard!
't Is 's Vorsten zuster zelf, Lenora, in wier oogen
de zetel is geplaatst van Liefdes alvermogen,
en met de majesteit van 't koninklijke bloed
de zacht- en teêrheid spreekt van 't engelrein gemoed!
Hy ziet haar, en bemint! Het lot van heel zijn leven
bestemt zich! hoop en rust moet eeuwig opgegeven!"
Wat doet ge, Dichter! en wat dolheid gaat u aan?
Hoe durft ge op uw vorstin een blik van liefde slaan?
Hoe durft ge?.... Ach! kent de min den invloed van de rede?
Zy streelt niet, maar gebiedt, en sleept, en rukt u mede!
En gy, gy lijdt en kwijnt in radelooze smart!
maar kropt de kwelling in van 't fel getergde hart!
Slechts de Echo van het woud, gewoon aan minneklachten,
die voor een oogenblik de storm der drift verzachten,
ontsprong de bron der ramp, aan ' t teedre hart beschoren!
Uit adelouden stam en deugdzaam bloed geboren,
en wijd en zijd befaamd door dichterlijken lof
en schitterend vernuft, ontfing hem 't vorstlijk hof
met d' eerbied die een eeuw van ware geestbeschaafdheid
aan d' invloed toedraagt van die hemelsche begaafdheid.
Maar ach! in Tassoos oog had hoffelijke praal
geen waarde; noch de gunst van 't vorstelijk onthaal,
noch 't juichen van een volk, dat in den heldendichter
Homerus volgling, en Itaaljes gloriestichter
aanschouwt. Één voorwerp slechts is Tassoos aanblik waard!
Één voorwerp, dat alléén al 't schoon vereênt der aard!
't Is 's Vorsten zuster zelf, Lenora, in wier oogen
de zetel is geplaatst van Liefdes alvermogen,
en met de majesteit van 't koninklijke bloed
de zacht- en teêrheid spreekt van 't engelrein gemoed!
Hy ziet haar, en bemint! Het lot van heel zijn leven
bestemt zich! hoop en rust moet eeuwig opgegeven!"
Wat doet ge, Dichter! en wat dolheid gaat u aan?
Hoe durft ge op uw vorstin een blik van liefde slaan?
Hoe durft ge?.... Ach! kent de min den invloed van de rede?
Zy streelt niet, maar gebiedt, en sleept, en rukt u mede!
En gy, gy lijdt en kwijnt in radelooze smart!
maar kropt de kwelling in van 't fel getergde hart!
Slechts de Echo van het woud, gewoon aan minneklachten,
die voor een oogenblik de storm der drift verzachten,