Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/237

Deze pagina is proefgelezen
't Beefde alles voor haar staf: een droeve voorboô scheen
verschrikbre rampen aan het aardrijk te verkonden.
De altaren wankten op hun daverende gronden!
De diadeem viel af van de achtbre koningskruin!
gelijk wen de Etna met haar stroomen gloeiend puin
het om haar siddrend land in vuur dreigt weg te spoelen.
De grond voelt schok op schok, waaronder vlammen woelen:
de zon verbergt haar glans, het vee springt angstig rond
met akelig gehuil; daar uit des vuurbergs mond
een dichte nacht van damp zich opheft tot de wolken;
tot eindlijk uit het diepst der fel beroerde kolken
een zee van steenen barst, met alverzwelgbren gloed
vermengd, die gantsche steên op eens verdwijnen doet!
Zoo woedde de oproervlam, door uw gevloekte spoken,
o valsche Wijsbegeerte! in 't menschlijk hart ontstoken,
en aan de onrustige aard sints zoo veel tijd voorspeld!
Europa werd een prooi van bandeloos geweld;
de volken, dol van zucht naar heerschappij, verpletten,
wat plicht en recht getrouw, haar paal of perk wou zetten,
wat in de afschuwlijkheên van 't laagst, het schaamtloost rot
niet deelde. Onschuldig bloed vloot stroomend van 't schavot
dat deugd, geen misdrijf strafte, en met bevlekte handen
bestond hun razernij het heiligste aan te randen,
door 't afgedwaald verstand miskend. De bevende aard
zag de outers neêrgetrapt in 't stof; een heilloos zwaard,
de Godheid-zelf ten smaad, 't ontzag der vorsten schenden!
Ach! om uw deugd gehaat, door woeste rooverbenden
veroordeeld, boette gy, verheven Lodewijk!
met d'eêlsten marteldood de gruwlen van uw rijk.
Gy vielt! Uw troon stortte in, werd door een vlam verslonden
van uit den schoot der Hel! Maar uit zijn asch ontstonden
met ijsselijk misbaar twee monsters, Krijg en Dwang,
verwoesters van 't heelal, die twintig jaren lang
de wereld teisterden, onstuitbaar in hun woede,
tot de Almacht opgestaan ter wraak, hun strenge roede
vermorzelde, en Euroop op nieuw het leven gaf!
Zy-zelf, zy had dien vloed van rampen, tot uw straf,
verwaten sterveling! doen stroomen, die haar gaven
onwaard, u aan 't gebied des Hoogmoeds liet verslaven,
de Rede, op 's levens pad u door den Hemelvorst