Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/238

Deze pagina is proefgelezen
ten steun gegeven, in haar dwaling volgen dorst,
en, met haar, Recht en Deugd verlaten en verachten!
Gy leedt, dien hoon ten zoen; leer, leer voor 't minst haar krachten
mistrouwen, 't smeekend oog op 't uit Hem stralend licht
geslagen, dat u 't spoor van waarheid toont en plicht.
Maar, wat deze eeuw misdeed, door ingebeelde kennis
vervoerd tot oproerzucht, tot moord en heiligschennis;
wie aan den schijn gehecht, dit wijsbegeerte noemt,
haar om de wandaân, in haar naam bedreven, doemt,
wil nooit dien eedlen trek, met uw bestaan geboren,
naar 't hemelsche genot van ware kennis smooren!
Zy heft u boven 't stof, zy maakt u d'eernaam waard
van mensch, haar dankt ge uw heil, uw grootheid op deze aard,
haar de onverschilligheid voor aardsche nietigheden,
haar 't uitzicht op een tijd, hersteller van 't voorleden!
Ja! ook de stervling is voor wetenschap gemaakt!
Gedreven door een vlam, die steeds zijn boezem blaakt,
beproeft hy 't, aan natuur haar diepst geheim te ontwringen,
de korst der aarde en 't ruim der heemlen door te dringen,
om voedsel voor zijn geest, van weten nooit verzaad!
Wat voorwerp in den kring van 't zichtbaar Al bestaat,
de lucht die om hem golft, de ontelbre flikkervieren
die voor zijn starend oog langs 's hemels vlakten zwieren,
de grond dien hy betreedt, het uitgebreid geslacht
der dieren, meê dit stof bezielend, en de kracht
die 't lichaam dat hy draagt, beweging geeft en leven,
't wekt alles in hem op die weetlust, zoo verheven,
waarmee hy aan den klem der zinlijkheid ontschiet!
En zou die eedle drift in 't edelst schepsel niet
ontvlammen, om den God, wiens aldoordringend wezen
zich in wat adem haalt gevoelen doet en vreezen,
te naadren, en een straal te ontfangen van dat licht,
wiens schittring wijsheid is, verblindend voor 't gezicht!
Zou 't menschdom vol van zucht zich kennis op te delven
in wat zijn zinnen treft, naar kennis van zich-zelven
niet hijgen, zijn natuur, zijn plichten, en den band
die hem aan wezens hecht van meer verheven stand?
Neen! dit ook heeft de mensch met d' adem ingezogen,
het is geen dwaze waan, geen meer dan menschlijk pogen!