Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/244

Deze pagina is proefgelezen
wiens nijd geen menschengrootheid lijdt,
met zijn getergden bliksem treffen.

Maar wat de dichterlijke gloed
in onzen boezem rijzen doet,
is boven ’t eigen lot verheven:
die eedle vlam blijft by den val
van ’t in den baaiert keerend Al
met de onvergangbre geesten leven!

Heil, heil den naam van d’ oorlogsheld,
door ’s dichters loflied eens vermeld!
Die is voor ondergang beveiligd!
Die leeft met nooit vervallen kracht
tot by het verste nageslacht,
door heel de menschelijkheid geheiligd!

Maar heil het gantsche wereldrond,
wanneer, o dichtrenrei! uw mond
de ware wijsheid zal verkonden!
Dan is voor ’t eerst beneveld oog
natuurs geheim niet meer te hoog
om op uw voorbeeld te doorgronden.

Dan voelt het menschelijk verstand
zich aan het Englenrijk verwant,
door u hervormd tot reiner zeden:
en onder d’ invloed van een God
verzacht de hardheid van ons lot,
en de aard verkeert zich in een Eden!

En by de naadring van het uur
waarop het vonnis der natuur
het broze lichaam dreigt te slopen;
dan ziet, voor sterven onbevreesd,
de door uw toorts verlichte geest
het rijk der heemlen voor zich open!