Deze pagina is proefgelezen
Maar gy, zoo ’t geestendom mag neêrzien op deze aard,
blijve u de teêrste gâ nog zorg en deernis waard
van uit het englenrijk, waar toe gy werdt verheven!
O! dat me uw diebre schim nog somtijds moge omzweven!
Verschijn my, als de nacht mijn mat getreurde leên
’t bedrieglijk genot des slaaps brengt! Hoor mijn beên!
Daal slechts één oogenblik voor de oogen van uw gade
ter neder, treffendst pand der hemelsche ganade,
by al wat ’k lijden mag; maar welkom bovenal,
wanneer me uw komst het uur der dood verkonden zal!
Maar ’k ga! ’k wil op het lijk den traan der wanhoop plengen!
’k Wil aan de wreed vermoorde een laatste groet brengen!
Dan voer’ men ’t lijk naar ’t graf! De ziel vloog hemelwaart;
keer ’t zielloos stofkleed weêr in ’t rustig stof der aard!
Eens echter, als de loop der wentelende jaren
mijn schedel met den last der rijkskroon zal bezwaren,
wordt mooglijk nog dit stof aan de aard te rug gevraagd!
Dan zal dat dierbaar hoofd, zoo gruwzaam eens belaagd,
nog met den diadeem, dien ’k haar bestemde, pralen,
en, zielloos, nog triumf op ’t beulenrot behalen,
dat de eer der heerschappij aan Pedroos gemalin
benijdde! Heel mijn volk zal haar als koningin
een sombre hulde biên! Verraders! moogt gy leven,
en zien, voor eerste straf, haar op den troon verheven,
wie uw gevloekte hand de reine borst doorstiet,
en ’t koude lijk, vorstin van ’t Portugeesch gebied!
Dien naam, dien kenne haar, by al haar hemelglorie,
deze aarde toe! Dien naam bevest’ haar ’s lands historie!
En roem’ haar ’t nageslacht, in dood en leven groot,
in ’t leven wreed vervolgd, gekroonde na den dood!
blijve u de teêrste gâ nog zorg en deernis waard
van uit het englenrijk, waar toe gy werdt verheven!
O! dat me uw diebre schim nog somtijds moge omzweven!
Verschijn my, als de nacht mijn mat getreurde leên
’t bedrieglijk genot des slaaps brengt! Hoor mijn beên!
Daal slechts één oogenblik voor de oogen van uw gade
ter neder, treffendst pand der hemelsche ganade,
by al wat ’k lijden mag; maar welkom bovenal,
wanneer me uw komst het uur der dood verkonden zal!
Maar ’k ga! ’k wil op het lijk den traan der wanhoop plengen!
’k Wil aan de wreed vermoorde een laatste groet brengen!
Dan voer’ men ’t lijk naar ’t graf! De ziel vloog hemelwaart;
keer ’t zielloos stofkleed weêr in ’t rustig stof der aard!
Eens echter, als de loop der wentelende jaren
mijn schedel met den last der rijkskroon zal bezwaren,
wordt mooglijk nog dit stof aan de aard te rug gevraagd!
Dan zal dat dierbaar hoofd, zoo gruwzaam eens belaagd,
nog met den diadeem, dien ’k haar bestemde, pralen,
en, zielloos, nog triumf op ’t beulenrot behalen,
dat de eer der heerschappij aan Pedroos gemalin
benijdde! Heel mijn volk zal haar als koningin
een sombre hulde biên! Verraders! moogt gy leven,
en zien, voor eerste straf, haar op den troon verheven,
wie uw gevloekte hand de reine borst doorstiet,
en ’t koude lijk, vorstin van ’t Portugeesch gebied!
Dien naam, dien kenne haar, by al haar hemelglorie,
deze aarde toe! Dien naam bevest’ haar ’s lands historie!
En roem’ haar ’t nageslacht, in dood en leven groot,
in ’t leven wreed vervolgd, gekroonde na den dood!
DE REI.
Welk een akelige kreet
vult Coïmbraas sombre wallen?
Welk een noodlot, gruwzaam wreed,
heeft haar vesten overvallen?
Waarom rolt Mondegoos vloed
met een dof gemurmel bloed
door haar jammerende boorden?
Waarom roept het al tot God
vult Coïmbraas sombre wallen?
Welk een noodlot, gruwzaam wreed,
heeft haar vesten overvallen?
Waarom rolt Mondegoos vloed
met een dof gemurmel bloed
door haar jammerende boorden?
Waarom roept het al tot God