Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/252

Deze pagina is proefgelezen
wraak op ’t helsche beulenrot,
dat een zwakke vrouw kon moorden?

Ines, Ines is niet meer!
Zy is ’t voorwerp van die klachten!
Heel een volk vraagt Ines weêr
aan de monsters die haar slachtten!
Haar, die meer dan vrouwendeugd
by het tederst schoon der jeugd
in het vlekloos harte paarde!
De eêlste bloem van Spanje viel! —
Ach! de aan God gewijde ziel
was te zuiver voor deze aarde!

De eerste dood, die ’t aardrijk zag,
was de dood des schuldeloozen!
Wat deze aard te tuigen plag,
is de zegepraal der boozen!
Hier regeert noch recht, noch God,
hier, geen ander plichtgebod,
dan de vaste wil des sterken!
Wie zal ’t dwingend algeweld,
daar ’t zich-zelf geen palen stelt,
is zijn dollen loop beperken?

Hoe ik keere mijn gezicht,
’k zie de misdaad triomfeeren!
Troonen, door geweld gesticht,
laffe vleiers, die regeeren!
Muichelmoord en snood verraad,
aan het eervol roer van Staat,
in den purperglans gehuldigd!
En der ondeugd schaamtloos hoofd
met het lauwerblad omloofd,
aan rechtaarde deugd verschuldigd!

Wat dan heeft dit aardsch tooneel,
daar ’t die gruwelen onteeren,
dat een edel harte streel’
dat hem ’t leven doe waardeeren?
Wat genoegen heeft het in,
macht en gouddorst, wrevelzin,