Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/256

Deze pagina is proefgelezen
'k Heb tot geen kampstrijd van verdiensten me aangeboôn!
Maar 'k eisch hier de erfenis eens broeders! Waar 't rechtvaardig,
zoo 't kroost van Sisyphus, dien stamheer overwaardig,
het erfrecht meester werd van Eacus geslacht?
en wordt het heilge recht eens stamgenoots misacht?
Of heb ik dit verbeurd, om dat ik vrij en moedig
my aanbood tot den tocht, die Griekens schande bloedig
ging wreken? Zoo geeft hem, die in het harnas beeft,
en 't zwaard al siddrend voert, Achilles wapens! Geeft
de wapens van een held, als Peleus zoon, aan dezen,
wien Palamedes van een dolheid moest genezen,
geveinsd uit laffen vrees voor 't roemrijk krijgsgevaar!
en o! dat hem die list gelukt mocht zijn! Hy waar
dit leger niet gevolgd, om 't in zijn gruweldaden
meê in te wikklen, en zijn helden te verraden!
Gy zoudt nog met ons zijn, rampzaalge Peas zoon!
Die aan 't vreschriklijkst leed (ons allen tot een hoon)
ten prooi gelaten werd in Lemnos woeste bosschen,
en van het roofgediert, en van de doode rotsen
een medelijden vergt, door Grieken u ontzeid!
Helaas! thans kwijnt gy weg in de aakligste eenzaamheid,
en richt, half stervende, die wijd geduchte pijlen,
waarmeê we u tot verderf der Trojers zagen ijlen,
op wild gevogelt af, tot voedsel van uw wee;
en heiligt aan de wraak (o goôn! verhoort zijn beê!)
Laêrtes valschen zoon! en echter blijft gy leven,
door 't leed zelf, waar ge in zwoegt, aan zijnen haat ontheven.
Maar Palamedes! Ach! wie geeft dien held op weêr,
die voor des monsters list zijn leven met zijn eer
verbeude, toen de wraak om 't schander listontdekken
(het geen den lafaart dwong met ons te veld te trekken)
op dat onschuldig hoofd zoo gruwzaam werd verzaad!
Ulysses dorst den held van 't schandelijkst verraad
betichten, en hy-zelf (ja! 'k durf de waarheid spreken!)
had in des Vorsten tent den goudschat doen versteken,
bedrieglijk bewijs van een verdichte schuld.
Van zulk een dapperheid is zijn gemoed vervuld!
Met ballingschap en moord woedt hy op Grieksche helden,
gevaarlijk in den raad en niet op de oorlogsvelden.
Dit tuige Nestor, die, door 't storten van zijn paard,