Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/27

Deze pagina is proefgelezen
op ’s Konings voorbeeld op doen vatten,
die heel zijn machtig rijksgebied
vertrouwde aan dees zijn uitverkoren.
Darius, dierbre telg! ach keer!
Breng ons die fiere manschap weêr!
O! mocht ik ’t voorgevoel versmoren
dat my een gruwzaam lot voorspelt!
Trok niet heel Azië te veld?
Terwijl we in eindelooze klachten
om onze jongelingschap versmachten,
vergeefs van dag tot dag verbeid,
en in de wreedste onzekerheid
een boô zelf vruchteloos verwachten.
Gy Suze, Cissa, Ekbataan!
gy zaagt uw muren dan verlaten,
uw jeugd, gewapend tot soldaten,
in woesten moed’ naar ’t strijdperk gaan,
Hen voert de bloem van onze Grooten,
Amistres, Artaphernes aan,
en Megabazes, deelgenooten
van vorstelijke macht en eer,
en hoofden van een talloos heir
van zaamgedrongen ruiterscharen
en schutters vol ervarenheid;
een leger, tuk op krijgsgevaren,
wiens enkele aanblik schrik verspreidt.
Niet minder uitgelezen helden
verzellen stouten Pharnaces,
Iméus en Artembares;
Daar zelf de korenrijke velden,
bevrucht door ’sNijlstroom koestrend slijk,
ontelbare onverschrokken benden
volijvrig tot hun koning zenden,
Pegaston, tot in ’t Egiptisch rijk
geboren, en die Memphis muren
en Thebes oude vest besturen,
zijn aan de spits dier legermacht.
’t Moerassig land geeft vlugge knapen
om ’t handig roeien hoog geacht.
De Lydiër, in wulpsche pracht