Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/28

Deze pagina is proefgelezen
verzonken, rukte meê te wapen.
en volgt geheel het vasteland,
dat van het edelst krijgsvuur brandt,
en schaart zich moedig om de vanen
van ’s konings machtige onderdanen,
wien hy dees streken heeft vertrouwd.
Het vorstelijk Sardes, rijk in goud,
geeft keur van kostbre wagenscharen,
Wier breede rangen ijzing baren.
Maar Mardon voert van Tmolus voet
zijn krijg’ren aan, in ’t heetst verlangen
den Griek in ketenen te prangen.
Het roemrijk Babel zendt een stoet
van schepelingen, en schuttersdrommen
die met geoefend oog en hand
den taaien boog niet vruchteloos krommen.
Ja! heel dit uitgestrekte land
heeft wat maar wapenen kon dragen
verlaten, en zijn’ Vorst verzeld.
Nu slijten we onze droeve dagen,
het hart vol zorgen en bekneld.
By ouders beide en echtgenooten,
steeds in hun hoop te leur gesteld,
dient ieder dag, met angst geteld,
slechts om hun kommer te vergrooten.

KEER.

Ontzachlijk heir! gy zeit gegaan!
Gy hebt den Griekschen grond betreden,
en brengt den vijand en zijn steden
in ieder tred verwoesting aan.
De zee, die Hella heeft verzwolgen,
had u vergeefs den weg ontzegd;
haar heeft, hoe schriklijk ook verbolgen
uw arm in ketenen gelegd.

TEGENKEER.

De koning heeft aan alle kant
’t verraschte Grieken overvallen