Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/286

Deze pagina is proefgelezen
Vermoogt gy dit, gy, Barden van het Noord?
Neen! Gy-alleen, Jerusalem Profeten,
verkondigers der Godheid en haar woord!
Bevoorrecht kroost van uitverkoren Vaderen!
Gy, Jessus Zoon, tot wiens doorluchten stam
dat bloed behoort, dat lof bruischt door mijn aderen
en nog verkondt van waar d' oorsprong nam!
Gy, Koningskind, verengelde Isaïs!
Van 't Godsbesluit ontzachelijkste tolk!
Die, Wraakheraut, maar Bode des Messias,
doodschrik en hoop door één strooit over 't volk;
en de Engelen het HEILIG, HEILIG, HEILIG,
waarmeê hun koor God op zijn' troon begroet,
in vleuglenschaâuw voor 't vuur zijns weêrschins veilig,
in uw gezang voor de aard herhalen doet!
Gy, Heiligen! Gy zijt de ware Dichters!
Uw taal is ziel in zielenmelody!
Verheft ge uw stem, gy, aardsche hemelstichters?
Het Heidendom wijkt siddrend op zij!
Mijn hart springt op, en wil zijn boei ontglippen,
en golven met uw hymnen hemelwaart.
De kou der koorts bevangt mijn bleeke lippen,
rondom mijn hart is 't brandend bloed vergaard.
Mijn Vaderen! Geeft me adem, krachten, woorden!
En storte ik uit het geen mijn borst doet gloên!
Verhoort gy my? Zoo zullen mijn akkoorden
des psalm van 't Oost in 't West weêrgalmen doen!
Bezielt gy my? Zoo zal ik de aard bezielen,
en hupplen doen ter glorie van haar Heer!
In assche zal de Godverloochnaar knielen,
en Hallels op doen stijgen God ter eer,
wanneer mijn mond d' Almachtige zal zingen,
den Opperheer van Eeuwigheid en tijd,
den Legervorst, die vlammende Englenkringen
tot wachters heeft, en op de wolken rijdt!
Slaat u dan uit, mijn dichterlijke vleugelen!
Al moet ik ook neêrtuimlen in uw vaart!
'k Vermag het niet, u langer in te teugelen!
Ik ben vermoeid van 't kruipen over de aard!
Mijn lier! Hef aan, en doe de snaren bruischen!