Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/287

Deze pagina is proefgelezen
Verhef! Verbaas! Sleep weg! Doordring! Doorgloei!
Mijn zielsgevoel! Breek open uwe sluisen!
En, Goddelijke Hymne! Vloei!



 

VOORZIENIGHEID.

GEN. XXII: 14.
Gy ZIJT, en 't geen wy zijn is ONZIJN, o mijn God!
Gy ZIJT! De wereld, en het menschdom, en hun lot,
zijn 't denkbeeld, dat Gy uit, en weêr te rug kunt halen !
Gy zijt de zon des ZIJNS; wy, uw vergankbre stralen!





Één enkel oogenblik, één wil, één wenk, één woord
bracht heel een wereld, brengt geheel een toekomst voort !
Één woord bevolkte 't Niet, toen myriaden zonnen
hun voorbestemden dans op hemelmaat begonnen ;
Één woord bepaalde heel de werking dier Natuur,
die schijnbaar aan zich-zelf vijandig, sints dat uur
tot dat het gantsch Heelal in God te rug zal keeren,
zich-zelf vernietigt en herteelt. Één woord des Heeren
roept Adam uit het stof, en vormt hem tot Gods beeld!
Maar 't eigen woord van God, dat hem uit de aarde teelt,
doemt hem op d' eigen stond ten val; noemt hem te gader
tot koning van dees aard, en aller zonden vader;
verdeelt zijn schuldig bloed tot millioenen van
vervallen engelen, afbeeldsels van één man;
verstrooit die over de aard, en deelt hen af in standen
en rangen, wisselend, gelijk het zand der stranden;
om met der eeuwen loop, door één volzaalgen keer,
waar hemel, hel en aard toe medewerkt, hen weêr
te voeren in Zijn schoot, die overvloeit van leven,
en aan het leven-zelf het leven weêr zal geven!





Dit 's de Alvoorzienigheid! Haar looft het Englenkoor
in hymnen, nooit gestaakt, en aangeheven voor
den aanvang van dien kring, waarin de tijden hollen!
Die lofzang zal ook eens van onze lippen rollen,
en dien der hemelen ontmoeten, als het uur