Deze pagina is proefgelezen
„ Hy streed! hy viel! Toch waant hy zich almachtig,
„en vrij op nieuw, aan anders niets indachtig,
„dan aan den dag, toen de evenbeelden Gods
„den schijntriumf getuigden van zijn trots!
„Thands waant hy zich een dubblen rang en waarde :
„VORST VAN DE HEL! VEROVERAAR DER AARDE!
„en de Almacht heeft geene almacht, geen beheer,
„geen rechtsgebied, dan in Zijn hemel, meer!
„Hy droomt, hy juicht, hy roemt zich onafhanklijk,
„en lijdt nochthands, en wenschte zich verganklijk,
„en vloekt zich-zelv', gelijk hy 't Al vervloekt!
„Dolzinnige! — Het heillot dat hy zoekt,
„(maar vruchtloos zoekt in gruwbre kwaadverspreiding,
„in vrijheid, haat, in oproer en verleiding,)
„dat heillot reikt hem de armen toe in God!
„Dat heillot is der onderworpnen lot!
„Dat heillot is het onze, Keurgenooten!
„wy dragen 't hart voor d' invloed Gods ontsloten!
„En, als Hy wil, dan willen wy als Hy,
„met Hem, in Hem, in ééne harmony,
„die 't Godsbestaan afspiegelt in ons wezen,
„en almacht geeft aan wie Zijne Almacht vreezen!
„en vrij op nieuw, aan anders niets indachtig,
„dan aan den dag, toen de evenbeelden Gods
„den schijntriumf getuigden van zijn trots!
„Thands waant hy zich een dubblen rang en waarde :
„VORST VAN DE HEL! VEROVERAAR DER AARDE!
„en de Almacht heeft geene almacht, geen beheer,
„geen rechtsgebied, dan in Zijn hemel, meer!
„Hy droomt, hy juicht, hy roemt zich onafhanklijk,
„en lijdt nochthands, en wenschte zich verganklijk,
„en vloekt zich-zelv', gelijk hy 't Al vervloekt!
„Dolzinnige! — Het heillot dat hy zoekt,
„(maar vruchtloos zoekt in gruwbre kwaadverspreiding,
„in vrijheid, haat, in oproer en verleiding,)
„dat heillot reikt hem de armen toe in God!
„Dat heillot is der onderworpnen lot!
„Dat heillot is het onze, Keurgenooten!
„wy dragen 't hart voor d' invloed Gods ontsloten!
„En, als Hy wil, dan willen wy als Hy,
„met Hem, in Hem, in ééne harmony,
„die 't Godsbestaan afspiegelt in ons wezen,
„en almacht geeft aan wie Zijne Almacht vreezen!
„Wee over u, eens onze Deelgenoot!
„die 't heil van onze afhanklijkheid verstoot!
„Wee over u, die door u-zelv' wilt leven,
„en bannen God van 't geen slechts God kan geven,
„en, vloekende op uw onmacht, Hem verwijt
„dat ge in dien vloek zoo diep rampzalig zijt!
„Wat baatte 't u, die woede meê te deelen
„aan Adams bloed? Het zal uw leed niet heelen,
„indien hy viel, en 't kwaad op de aarde bracht,
„dat erflijk kwaad, dat ieder nieuw geslacht
„vermillioend aan 't volgende zal laten!
„Wat baatte u dit? Of thands, wat zal 't u baten,
„zoo Caïn, in wiens hart gy reeds regeert,
„u openlijk met gruwlen hulde zweert?
„En, in de zee der zonde u nagesprongen,
„en om uw leên geklemd en vastgewrongen,
„u dieper in den afgrond zinken doet
„die 't heil van onze afhanklijkheid verstoot!
„Wee over u, die door u-zelv' wilt leven,
„en bannen God van 't geen slechts God kan geven,
„en, vloekende op uw onmacht, Hem verwijt
„dat ge in dien vloek zoo diep rampzalig zijt!
„Wat baatte 't u, die woede meê te deelen
„aan Adams bloed? Het zal uw leed niet heelen,
„indien hy viel, en 't kwaad op de aarde bracht,
„dat erflijk kwaad, dat ieder nieuw geslacht
„vermillioend aan 't volgende zal laten!
„Wat baatte u dit? Of thands, wat zal 't u baten,
„zoo Caïn, in wiens hart gy reeds regeert,
„u openlijk met gruwlen hulde zweert?
„En, in de zee der zonde u nagesprongen,
„en om uw leên geklemd en vastgewrongen,
„u dieper in den afgrond zinken doet