Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/297

Deze pagina is proefgelezen
„Of waant gy dus de dorst van uw gemoed
„in wederwraak op wat gy haat te koelen?
„Verblinde! als of dat lasteren, dat woelen,
„ die wapenkreet, waarmeê gy 't ruim vervult,
„iets anders waar', dan 't blijk van Gods geduld!
„Als of u niet Zijn donder kon verpletten!
„Als of Hy niet dien krijgsmoed neêr kon zetten,
„en siddren doen met ingezakte kniên
„den schijnheld, dien de Duivelen ontzien!
„Wy-zelve, wy, in naam van 't Alvermogen,
„wy kunnen met een opslag onzer oogen
„u duizlen doen in 't Niet, dat ge eenmaal waart!
„ wy kunnen in uw teugellooze vaart.....
„doch neen! volvoer uw plannen, hemelbasterd!
„zy dienen God, terwijl gy Hem belastert
„en tegenwerkt! 't Is zegen, als gy vloekt!
„Het is herstel, als gy verdelging zoekt!


„En wy, wy daalden neêr om lovende te aanschouwen
„wat heerlijk lotbestier de wegen zal ontvouwen,
„waar door der zonde kroost, gelouterd in zijn straf,
„te rug keert tot zijn God! Wy wachten lijdlijk af!
„De hoogste zaligheid der zaalgen is — vertrouwen!"
CAIN alleen.
Dit is het leven dan! Één zwoegen om te lijden!
Mijn vader was te zwak, om ' t Noodlot te bestrijden,
en- 't leven werd zijn straf! Maar wat heb ik misdaan?
'k Bestond niet : en werd toen genoodzaakt te bestaan,
toen dat bestaan een staat van wanhoop was geworden! —
Maar ook mijn vader! waarom viel hy, en omgordden
de dienaars Gods hem niet met forscher kracht van ziel?
Waarom weêrstond hy geen verleiding? Waarom viel
zijn gades onschuld, toen de Slang sprak? Of gevallen,
waartoe die pijniging? — Waartoe in Edens wallen
dien schoonen boom geplant, 't oog met zijn ooft getergd,
en meer dan Englendeugd van d'eersten mensch gevergd?
Één antwoord geeft men my : HY WILDE 'T! HY IS MACHTIG!
HY, GOED! Ja! Hy heeft macht! Wy ondervinden 't krachtig!
Maar goed! Die goedheid is my bitter, als mijn bloed
en lot is, om een schuld, die 'k niet beging, en boet!