Deze pagina is proefgelezen
'k Bewoon een ander rijk! Daar heersche ik: ik ben groot
en machtig in dat rijk! Gy wordt de lotgenoot
van groote wezens uit de toekomst en 't verleden,
indien gy 't onder my den moed hebt in te treden!
CAIN.
'k Boog nimmer nog de knie voor mijner oudren God ;
'k weêrstond het voorbeeld van een broeder, en gebod
eens vaders, om mijn ziel van hulde vrij te weeren!
Ik, die de toornigheid eens Scheppers durf braveeren,
'k zou knielen voor een Geest?
LUCIFER.
Gy boodt geen hulde aan God?
Zoo ben ik daardoor reeds de meester van uw lot!
Kom! volg my in het rijk der onbeperkte vrijheid!
Kom! volg my in den hof der ongebonden blijheid,
waar troost voor jammer is in onverbloemden haat
en veroneindiging van 't ons verteerend kwaad!
Of.... blijf de slaaf van Hem, die, fel op u verbolgen,
u foltren wil en kan. — Kom! volg my!
CAIN.
'k Zal u volgen.
DE REI.
„Gaat, ongelukkigen! verdiept u in die nacht
„van straf en onheil, die niet onze aanschouwingskracht
„kan door- of overzien, maar die door God bepaald is,
„zoo wel als 't licht des dags, waarvan ons hoofd omstraald is!
„ Aan Hem verblijv' de loop der tijden, Hem het rijk
„der Zaalgen, Hem 't gebied der kinderen van het slijk
„der aarde, zondig als de vader, die hen teelde!
„ ons, 't zeegnen van den Naam, die Goed en Kwaad verdeelde ;
„ons, 't lofgegalm, de hymne, en 't hartverscheurend lied
„des danks, waar in de ziel steeds hooger waarheid ziet,
„steeds teedrer liefde voelt, in d' invloed van den Vader
„steeds diep en dieper treedt, en aan zijn Godheid nader!
„Op! hemelbroeders! op! ter lofzang! 't Gruwzaam woord
„der lastring van de Hel werd hier te lang gehoord!
„Komt! zuivren wy de lucht van haar besmette klanken!
„Komt! leeren wy deze aard te aanbidden en te danken!
en machtig in dat rijk! Gy wordt de lotgenoot
van groote wezens uit de toekomst en 't verleden,
indien gy 't onder my den moed hebt in te treden!
CAIN.
'k Boog nimmer nog de knie voor mijner oudren God ;
'k weêrstond het voorbeeld van een broeder, en gebod
eens vaders, om mijn ziel van hulde vrij te weeren!
Ik, die de toornigheid eens Scheppers durf braveeren,
'k zou knielen voor een Geest?
LUCIFER.
Gy boodt geen hulde aan God?
Zoo ben ik daardoor reeds de meester van uw lot!
Kom! volg my in het rijk der onbeperkte vrijheid!
Kom! volg my in den hof der ongebonden blijheid,
waar troost voor jammer is in onverbloemden haat
en veroneindiging van 't ons verteerend kwaad!
Of.... blijf de slaaf van Hem, die, fel op u verbolgen,
u foltren wil en kan. — Kom! volg my!
CAIN.
'k Zal u volgen.
DE REI.
„Gaat, ongelukkigen! verdiept u in die nacht
„van straf en onheil, die niet onze aanschouwingskracht
„kan door- of overzien, maar die door God bepaald is,
„zoo wel als 't licht des dags, waarvan ons hoofd omstraald is!
„ Aan Hem verblijv' de loop der tijden, Hem het rijk
„der Zaalgen, Hem 't gebied der kinderen van het slijk
„der aarde, zondig als de vader, die hen teelde!
„ ons, 't zeegnen van den Naam, die Goed en Kwaad verdeelde ;
„ons, 't lofgegalm, de hymne, en 't hartverscheurend lied
„des danks, waar in de ziel steeds hooger waarheid ziet,
„steeds teedrer liefde voelt, in d' invloed van den Vader
„steeds diep en dieper treedt, en aan zijn Godheid nader!
„Op! hemelbroeders! op! ter lofzang! 't Gruwzaam woord
„der lastring van de Hel werd hier te lang gehoord!
„Komt! zuivren wy de lucht van haar besmette klanken!
„Komt! leeren wy deze aard te aanbidden en te danken!