Deze pagina is proefgelezen
en op ’t naar u starend volk
melodyen neêr doet dalen,
krachtig als de bliksemstralen,
overvloedig als de regen uit de ontboeide donderwolk!
melodyen neêr doet dalen,
krachtig als de bliksemstralen,
overvloedig als de regen uit de ontboeide donderwolk!
Spreekt dan ’t reeds verouderd Oost
naauwlijks kenbaar meer in de aderen
van het droef vervallen kroost
mijner uitgebloeide Vaderen;
daar de rijpe jeugd van ’t West,
in uw frisschen boezem bloeiend,
in uw maatgezangen gloeiend,
op de orakels uwer geestdrift aller harten houdt gevest?
naauwlijks kenbaar meer in de aderen
van het droef vervallen kroost
mijner uitgebloeide Vaderen;
daar de rijpe jeugd van ’t West,
in uw frisschen boezem bloeiend,
in uw maatgezangen gloeiend,
op de orakels uwer geestdrift aller harten houdt gevest?
Één, één zelfde zielsgevoel
is de dichtaâr toch van beiden!
Één is onzer beider doel
en geen tweedracht zal ons scheiden
om het geen een nietige aard,
vol verschrikbgre wisselingen
die zich onderling verdringen,
in dees tijden misleiding en van waanverlichting baart!
is de dichtaâr toch van beiden!
Één is onzer beider doel
en geen tweedracht zal ons scheiden
om het geen een nietige aard,
vol verschrikbgre wisselingen
die zich onderling verdringen,
in dees tijden misleiding en van waanverlichting baart!
Lust het u, bezing den val
van bloeddorstige tirannen!
Juicht voor ’t luisterend Heelal
d’ eedlen naroem toe dier mannen,
wier door God gesterkte moed
voor des volks vertrapte rechten
tegen de overmacht dorst vechten,
en aan ware burgervrijheid ’t offer brengen van hun bloed!
van bloeddorstige tirannen!
Juicht voor ’t luisterend Heelal
d’ eedlen naroem toe dier mannen,
wier door God gesterkte moed
voor des volks vertrapte rechten
tegen de overmacht dorst vechten,
en aan ware burgervrijheid ’t offer brengen van hun bloed!
’k Vloek met u den dwingeland,
die den staf, van God ontfangen,
met een ijzerharde hand
tot verderf slechts weet te prangen!
’k Huldig meê den stouten arm,
die zijn trots dan durft verneêren!
Ja! de dwaling-zelf zal ’k eeren
van het onbaatzuchtig harte, voor gevoel en braafheid warm!
die den staf, van God ontfangen,
met een ijzerharde hand
tot verderf slechts weet te prangen!
’k Huldig meê den stouten arm,
die zijn trots dan durft verneêren!
Ja! de dwaling-zelf zal ’k eeren
van het onbaatzuchtig harte, voor gevoel en braafheid warm!