Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/333

Deze pagina is proefgelezen


Men zinge uw Ilias, Homeer,
geen gouden stift, geen zwanenveêr
vermag haar in het hart te schrijven.
Gelijk de zwervende Rhapsood
haar in de boezems overgoot,
en boven ’t eeuwengolf deed drijven!

Maar gy, die u geroepen voelt
om, waar de Geest des afgronds woelt,
voor ’t recht der heemlen te strijden!
Kent gy de kracht, die in deze eeuw
verlammen moet het helgeschreeuw
en ’t helsch verbond der Ongewijden?

Gy zijt gewapend door Gods Macht
met een ontzachelijker kracht,
dan banjonetten en kanonnnen!
Verbreed de borst! Sla ’t oog naar Hem!
en met de levendige stem
wordt heel een aardrijk overwonnen!




NAPOLEON.

God riep Napoleon, om ’t ondier te verdelgen,
dat, zwellende van roof, en rood van Koningsbloed,
met d’ opgesparden muil Europa in ging zwelgen,
daar ’t machtloos nederviel voor ’t Fransche helgebroed!
Napoleon verrijst. Hy temt dien schrik der aarde,
’t omwentlings-wangedrocht, dat voor zijn blikken zwicht!
Maar, dwaas als Isrels Vorst, die vloekbren Agag spaarde,
doorrijgt zijn lans hem niet, maar laat hem ’t levenslicht!
Het monster biedt den held zijn scherp gewette dolken
en aardbedwelmend gif, die weldaad tot een loon!
Ja! ’t gaat met hem ter jacht op koningen en volken
en rust in schaduw van den keizerlijken troon!
Gods Almacht spoedt ter wraak. De schittrende viktorie
verlaat hem. Juich! Euroop! Onthef u aan den schrik!
Aan uw tiran ontviel zijn kroon, zijn macht, zijn glorie —
maar, wraakgeschreeuw der aard! Zwijg by zijn laatsten snik!