Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/336

Deze pagina is proefgelezen
want aan uw voeten, trotsche ceder!
Ligt de ongeziene bijl der straf!
Één wenk! — Gods wraakheraut daalt neder,
en hakt u van den wortel af!

Één woord zal uit den Hemel donderen!
en, Stad der steden! gy stort neêr!
Met al uw gruwlen, al uw wonderen,
uw ijdelheên en bloedig eer!
En de al te lang verbaasde volken
bezingen d’ ondergang der Stad,
die, ’t hoofd verbergend in de wolken,
den naam van God met voeten trad!

Ontwaak van uit den slaap der zonde,
ontwaak, Verleideres! Ontwaak!
Eer zich het schrikgeluid verkonde
der eindlijk losgebarsten Wraak!
Stoor de bedrieglijke droomen,
waar uw verbeelding zich aan boeit! —
nog is het lijfsgevaar te ontkomen,
ofschoon het ieder oogwenk groeit!

Die God verloochnen , zijn uw goden!
Uw Vorsten, wie den Vorst verraân!
Die zijn ’t, wier heillooze geboden
van plicht en eeden u ontslaan!
Weg met die Godverloochenaren!
Weg met uw Staatsliên zonder eer!
Keer tot uw half verwoeste altaren,
keer in uws Konings wetten weêr!

Verwoest die tergende trofeeën,
waarin uw hoogmoed zich vergoodt!
Wat zijn zy, dan de stem der weeën,
de aard overdekkende uit uw schoot?
Hun pracht doe ’t hoofd des dwazen buigen
die hart en zelfgevoel verzaakt,
zy zullen tegen u getuigen
in ’t uur des Oordeels, dat genaakt!