Deze pagina is proefgelezen
Maar 't teeken wordt gehoord! Nu viert de forsche Strijder
De teugels aan het dier, dar naar de ontmoeting hijgt!
Het voert zijn meester, als op vleugels, ter viktorie,
Springt tegen kogels in, en over lijken heen,
En, door gehoorzaamheid deelachtig aan de glorie,
Is 't oorlogshafte ros met zijn Berijder één! —
Mijn God! mijn ziel verlangt voor U ten strijd te spoeden!
Maar gaat die zucht te ver, ô! tem mijn ongeduld!
Het klemmen van Uw toom zal my de hoop doen voeden,
Dat Ge in den dag des strijds mijn Ruiter wezen zult!
De teugels aan het dier, dar naar de ontmoeting hijgt!
Het voert zijn meester, als op vleugels, ter viktorie,
Springt tegen kogels in, en over lijken heen,
En, door gehoorzaamheid deelachtig aan de glorie,
Is 't oorlogshafte ros met zijn Berijder één! —
Mijn God! mijn ziel verlangt voor U ten strijd te spoeden!
Maar gaat die zucht te ver, ô! tem mijn ongeduld!
Het klemmen van Uw toom zal my de hoop doen voeden,
Dat Ge in den dag des strijds mijn Ruiter wezen zult!
AAN JONKVROUWE
HANNA BELMONTE,
OP HAAR VERJAARFEEST.
MET EEN AFDRUK VAN HET EERSTE DEEL MIJNER „POËZY."
Een en twintig jaar vervlogen
sints den heugelijken dag,
die uw dierbre levensloopbaan
op deze aard beginnen zag!
Lieve, wier toekomstig leven
zich ineensmelt met het mijn,
en wier heil voortaan en vreugde
ook de mijne moeten zijn!
Kransjens, aan uw onschuld voegend,
strikten zich by ieder jaar,
dat uw jonkheid kwam volmaken,
heil verkondend, in uw hair!
In die lieflijke schakeering
mengde een hooger noodlot thands
een welriekender, een zachter,
een gewijder bloemenkrans!
't Is de aandoenelijke bruidskroon,
die uw minlijk hoofd versiert,
pand der trouw, die wy ons zwoeren,
en die dra ons echtfeest viert!
Kroon, u door mijn hand gevlochten,
en met wie zich heel mijn hart
aan het uw heeft toegeheiligd,
tot ondeelbre vreugd en smart!
sints den heugelijken dag,
die uw dierbre levensloopbaan
op deze aard beginnen zag!
Lieve, wier toekomstig leven
zich ineensmelt met het mijn,
en wier heil voortaan en vreugde
ook de mijne moeten zijn!
Kransjens, aan uw onschuld voegend,
strikten zich by ieder jaar,
dat uw jonkheid kwam volmaken,
heil verkondend, in uw hair!
In die lieflijke schakeering
mengde een hooger noodlot thands
een welriekender, een zachter,
een gewijder bloemenkrans!
't Is de aandoenelijke bruidskroon,
die uw minlijk hoofd versiert,
pand der trouw, die wy ons zwoeren,
en die dra ons echtfeest viert!
Kroon, u door mijn hand gevlochten,
en met wie zich heel mijn hart
aan het uw heeft toegeheiligd,
tot ondeelbre vreugd en smart!