Deze pagina is proefgelezen
ATOSSA.
En heeft ze ook schatten, waar de steden meest door bloeien?
DE REI.
Ja, mijnen heeft ze, die van zilver overvloeien.
ATOSSA.
En zijn hun schutters vlug met pijl en schietgeweer?
DE REI.
Zy strijden met geen boog, maar met den vasten speer.
ATOSSA.
Wat vorst is aan hun hoofd?
DE REI.
Zy noemen dit, als slaven
in 't onverdraaglijk juk van koningen te draven!
in 't onverdraaglijk juk van koningen te draven!
ATOSSA.
Een ordelooze hoop durft de onzen dan weêrstaan?
DE REI.
Ach ! eens deed zulk een hoop Darius heir vergaan.
ATOSSA.
O al te wreede zorg voor 't weeke moederharte!
DE REI.
Versmoor, Mevrouw! een wijl die pijnigende smarte.
Een bode nadert ons. Verkondig' hy ellend
of heil ! de onzekerheid, voor 't minste, spoedt ten end.
Een bode nadert ons. Verkondig' hy ellend
of heil ! de onzekerheid, voor 't minste, spoedt ten end.
DERDE TOONEEL.
ATOSSA, DE REI, EEN BODE.
DE BODE.
O smart! o vaderland! o eenmaal blijde steden
van 't schittrend Azië! Wat hebt ge een ramp geleden!
Hoe deed een enkle dag der Perzen heil vergaan
met heel uw voor'gen glans! Helaas! wat gaat my aan?
van 't schittrend Azië! Wat hebt ge een ramp geleden!
Hoe deed een enkle dag der Perzen heil vergaan
met heel uw voor'gen glans! Helaas! wat gaat my aan?