Deze pagina is proefgelezen
Maar, voor alles, geef ons dit,
gy, Verdelger onzer zonden!
Dat ons harte niets aanbidd',
dan den Naam, dien wy verkonden!
Dood in ons dien eigen trots,
dien we U klagen, niet verbloemen!
Dat we in U slechts mogen roemen,
dat we in U ons mogen noemen,
schoon heel de aarde ons wil verdoemen
ridders, knechten, kindren Gods!
1823.
AAN EENEN VRIEND.
Sta, moedig strijder, pal op 't bolwerk, dat Gods hand
gebouwd heeft voor het heir van zijn verkoren helden,
niet op de golving van een onstandvastig zand,
maar op de Rots van heil, wie hel noch wereld velden!
Hoe ook de wereld dreig', hoe ook de helvorst woed',
zy zullen geen van bel uw zielskracht overheeren.
Het is de Vader zelf, verzoend door Jesus bloed,
Wiens uitgestrekte hand hen van u af zal weeren.
gebouwd heeft voor het heir van zijn verkoren helden,
niet op de golving van een onstandvastig zand,
maar op de Rots van heil, wie hel noch wereld velden!
Hoe ook de wereld dreig', hoe ook de helvorst woed',
zy zullen geen van bel uw zielskracht overheeren.
Het is de Vader zelf, verzoend door Jesus bloed,
Wiens uitgestrekte hand hen van u af zal weeren.
1824.
AAN DE POEZY.
Volzoete geest der poëzy!
keer in mijn doffenboezem weder!
Beziel op nieuw de ziel in my,
en in mijn hand den zwanenveder!
Met traagheid klopt mijn smachtend hart,
wanneer gy 't opgeeft aan de smart
van een ondichterlijke wereld!
Mijn hoofd hangt moedloos op mijn borst,
terwijl ik naar den dauwdrop dorst,
die, waar gy treedt, den dorren grond beperelt!
keer in mijn doffenboezem weder!
Beziel op nieuw de ziel in my,
en in mijn hand den zwanenveder!
Met traagheid klopt mijn smachtend hart,
wanneer gy 't opgeeft aan de smart
van een ondichterlijke wereld!
Mijn hoofd hangt moedloos op mijn borst,
terwijl ik naar den dauwdrop dorst,
die, waar gy treedt, den dorren grond beperelt!
Keer weder, en begeef my niet,
maar onderhoud dat hemelsch leven,
dat zich ontwikkelt uit het lied
maar onderhoud dat hemelsch leven,
dat zich ontwikkelt uit het lied