Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/351

Deze pagina is proefgelezen
   door uwe omzweving ingegeven!
    Gelijk een hemel zonder zon,
    een vlakte zonder waterbron,
   zoo is my zonder u deze aarde!
    'k Zink in de sluimring van den dood,
    en 's hemels licht noch 's aardrijks brood
heeft (keert gy niet) noch kracht voor my, noch waarde!

    Vergeefs vermoeit zich mijn verstand
   in wetenschap- en kenniszoeken ;
    daar is geen orde, geen verband,
   in al den wijsheidsschat der boeken!
    Al wat het zwoegende vergaårt
    is vormloos, als de drijvende aard
   voor dat Gods Geest haar overzweefde ;
    koud, als de klei, waaruit Gods Macht
    den eersten mensch heeft voortgebracht,
   voor dat Zijn adem in hem leefde!

    O! dat uw kracht weêr in my woon'!
   O poëzy! o troost mijns levens!
    gy, moeder van het zichtbre schoon,
   en waarheidsleeraresse tevens!
    vergader gy tot één geheel
    elk nog onzamenhangend deel
   der bouwstof, die 't verstand vergadert.
    En rijze er op uw harpgeluid
    een tempel voor den hemel uit,
   van levend zielscement dooraderd!

    Keer tot me uw lieflijk aangezicht,
   en 'k zal het leven weêr ontfangen!
    Mijn oog ontsluit zich, en 't ziet licht,
   mijn oor, en 't hoort de hemelzangen!
    Mijn borst verbreedt zich vol van moed,
   mijn hart ontvlamt in heldengloed,
    (wie zal my in mijn geestdrift krenken?)
   Mijn ziel verbreekt haar engen band,
   en voelt zich aan dat oord verwant,
    waar 't leven loven is, geen denken!