Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/369

Deze pagina is proefgelezen


VIJFDE TEGENKEER.

Ja! God regeerde u, Nederland!
Zijn stedehouder was Oranje;
voor deze ontzachlijke hand
boog Frankrijks trots, als die van Spanje!
Geworteld op de onzichtbre Rots
der onvernielbre Kerke Gods,
  kon niets uw bloei verhindren;
u bracht de ontketende Oceaan
den schat van ’s aardrijks einden aan,
  ten dienste van Gods kinderen.

ZESDE KEER.

’t Ondankbre Jeschurun werd vet,
’t sloeg achteruit en rebelleerde;
’t vertrad en heilgenade en wet
des Hemelkonings, die ’t regeerde!
Uw tempeldienst, o Davids God!
week voor ontuchtige Astaroth,
  voor Molochs moordaltaren;
aan afgoôn, werken hunner hand,
bracht volk en vorst zijn offerand,
  Profeet- en Priesterscharen!

ZESDE TEGENKEER.

Ook Nederland, o Heer! Werd groot
door weldaân, van Uw hand geschonken;
maar ’t ademt naauw uit ramp en nood,
of ’t is van weelde en hoogmoed dronken!
’t Vergeet Uw wet, Uw hoede, Uw werk;
’t vertreedt zijn naam, zijn taal, zijn Kerk,
  en de eer der oude dagen,
om met godlasterlijk geschreeuw
aan al de goden dezer eeuw
  zijn telgen op te dragen!

ZEVENDE KEER.

De tijd des duldens is vervuld;
de dag des Rechts is aangebroken!
In kleederen van wraak gehuld,
heeft God het vonnis uitgesproken!