Deze pagina is proefgelezen
van uit het hooge schip in zee; aan de andre zij
Metallus,’t strijdbaar hoofd der zwarte ruiterij.
Dees, prachtig uitgedoscht in ’t schitterende wapen,
ziet overal den dood hem dreigend tegengapen,
en verwt in eigen bloed de schoone, blonde baard.
’k Zag wijzen Arathus neêrtuimelen ter aard,
hem volgden Artames en dappere Arimardes,
(ontzettelijke ramp voor ’t glorierijke Sardes!)
Amistris, Sisames, Amphitreus, zoo geacht
om ’t slingeren van zijn schicht met meer dan mannenkracht.
De schoone Tharybis, die vijfmaal vijftig schepen
ten strijd voert, wordt met hen door ’t moordstaal aangegrepen.
Syennezis vindt meê den eedlen heldendood;
hy; die den krijgren van Cilicië gebood,
hy, steeds gewoon in ’t bloed van vijanden te baden
en om zijn deugd geroemd als om zijn oorlogsdaden.
Zie daar, die ’s noodlots toorn ons heir betreuren deed.
en ach! hoe weinig nog by alles wat het leed!
Metallus,’t strijdbaar hoofd der zwarte ruiterij.
Dees, prachtig uitgedoscht in ’t schitterende wapen,
ziet overal den dood hem dreigend tegengapen,
en verwt in eigen bloed de schoone, blonde baard.
’k Zag wijzen Arathus neêrtuimelen ter aard,
hem volgden Artames en dappere Arimardes,
(ontzettelijke ramp voor ’t glorierijke Sardes!)
Amistris, Sisames, Amphitreus, zoo geacht
om ’t slingeren van zijn schicht met meer dan mannenkracht.
De schoone Tharybis, die vijfmaal vijftig schepen
ten strijd voert, wordt met hen door ’t moordstaal aangegrepen.
Syennezis vindt meê den eedlen heldendood;
hy; die den krijgren van Cilicië gebood,
hy, steeds gewoon in ’t bloed van vijanden te baden
en om zijn deugd geroemd als om zijn oorlogsdaden.
Zie daar, die ’s noodlots toorn ons heir betreuren deed.
en ach! hoe weinig nog by alles wat het leed!
ATOSSA.
Wat treurenswaard verlies van onze grootste helden.
wat onuitwischbren smaad kwaamt ge ons, bedroefden. melden!
Heeft dan zoo groot een macht gebukt voor Griekens vloot?
Gy, spreek! wat stelde ons toch aan zulk een onheil bloot?
Hoe groot dan was ’t getal der Grieksche schepelingen?
Hoe dorst het tegen ons naar de overwinning dingen?
wat onuitwischbren smaad kwaamt ge ons, bedroefden. melden!
Heeft dan zoo groot een macht gebukt voor Griekens vloot?
Gy, spreek! wat stelde ons toch aan zulk een onheil bloot?
Hoe groot dan was ’t getal der Grieksche schepelingen?
Hoe dorst het tegen ons naar de overwinning dingen?
DE BODE.
Helaas! o koningin! ’k beken ’t, tot onze schand,
de vijand had, naar ’t scheen slechts luttel tegenstand
te bieden, en zijn vloot scheen lichtlijk te vernielen.
Zy streden met niet meer dan vijfmaal zestig kielen,
tien uitgelezen, en de Perzen met een macht
van duizend, uitgerust met ongelijkbre pracht.
En echter vielen wy, door ’t Griekse staal verwonnen.
Gewis, ter kwader uur werd deze krijg begonnen!
De wreedheid van een God, ons eenmaal bloeiend land
vijandig, boog de schaal van ’t noodlot naar hun kant.
de vijand had, naar ’t scheen slechts luttel tegenstand
te bieden, en zijn vloot scheen lichtlijk te vernielen.
Zy streden met niet meer dan vijfmaal zestig kielen,
tien uitgelezen, en de Perzen met een macht
van duizend, uitgerust met ongelijkbre pracht.
En echter vielen wy, door ’t Griekse staal verwonnen.
Gewis, ter kwader uur werd deze krijg begonnen!
De wreedheid van een God, ons eenmaal bloeiend land
vijandig, boog de schaal van ’t noodlot naar hun kant.
ATOSSA.
Een God beschermt de stad, Minerva toegeheiligd.