Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/372

Deze pagina is proefgelezen
Ja! Gy, Gy zult, ten spijt der hel,
het overschot vergaderen!
Want Gy zijt onveranderlijk!
En ’t Schepter van uw Koningrijk
  zal van Uw volk niet wijken,
   dan om aan d’ opgeklaarden trans
   met duizendvoud vernieuwden glans
   den Satan blind te prijken.




VREDE EN KRIJGSZANG.

Ik formeer het licht, en schep de duisternis,
Ik maak den Vrede, en schep het kwaad,
Ik de Heer doe al deze dingen.
Jes. XLV: 7.
I.

O! hoe lieflijk is uw klank,
zielverbindend woord van Vrede!
't Aardrijk smelt in lof en dank,
waar gy neêrdaalt op zijn bede!
Hermons daauwgeur ademt dáár,
waar haar kindren samenkomen!
Hemelolie zalft de zoomen
van haar heilge Priesterschaar!

II.

Hoe verheffend en hoe grootsch
is de galm der krijgstrompetten,
diè van d' ijdlen schrik des doods
't edel heldenhart ontzetten!
'k Zal u loven over de aard,
God mijn Leidsman! die mijn vingeren
d' onontwijkbren steen leert slingeren,
en mijn arm den zwaai van 't zwaard.

I.

God bemint der Vrede rust!
Is niet God een God van Vrede?
D' oorlogsfakkel uitgebluscht!
't Staal voor eeuwig in de schede!