Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/386

Deze pagina is proefgelezen


God met ons, Emmanuël!
overwinnaar van de hel!
allen schrik verdrijft Gy!
Raze Satan! stijg’ de nood!
dage de onverbidbre dood!
God met ons, die blijft Gy!

God met ons, in ’t vleesch op aard!
Thands onzichtbaar geopenbaard
door den geest des levens!
In elk harte, dat versmacht
naar die zielsvervullingskracht,
moê des aardschen strevens!

Ja! de Heer is opgestaan!
’t Licht van God is opgegaan!
Spoed U, hemeltijding;
uit Judéaas moederkerk
tot der verste Heidnen perk,
de aarde tot verblijding!

Hemelsch Sion! Gy verschijnt!
’t Aardsch Jerusalem verdwijnt!
Vliedt, ondankbre Joden!
tot ge nederbuigt voor Hem,
Wiens door u miskende stem
opwekt uit de dooden

1826.




AAN MIJNE EGADE,
TER HARER VERJARING,
den Tweeden April 1826.

Laat (ons) alzoo onze dagen tellen, dat wy een wijs
hart bekomenPs. XC: 12.
Ik vond benaauwdheid en droefenis. Maar ik riep
den naam des Heeren aan, (zeggende): Och Heer, be-
vrijd mijne ziel. De Heer is genadig en rechtvaardig,
en onze God is ontfermend. — Ik zal den beker der
verlossingen opnemen, en den naam des Heeren aan-
roepenPs. CXVI.
Wederom een dag van zegen,
onzen harten opgegaan !
Nieuwe vreugd, van Hem verkregen,
voor wiens aangezicht wy staan,