Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/396

Deze pagina is proefgelezen
van hun Verlosser, Heer en God!
en de eerste lichtglans van verblijden
ging uit van ’t Vierde Wetgebod!

Dit is de Sabbath van Gods kindren!
dag van veraadming, hoop en troost!
Dien al de gramschap niet zal hindren,
van ’t Phariseeuwsch verbasterd kroost![1]
Nog is de raad van woede aan ’t koken,
die Gods Gezalfden overgaf!
Den Sabbath hebben zy verbroken —
de Heer des Sabbaths rust in ’t graf!

Gy Volk, wien ’t Leven werd verworven!
brengt by dat graf uw Heiland lof!
De Vorst des Levens is gestorven!
De Heer der Glorie ligt in ’t stof!
Aanbidt dat wonder der genade!
Ziet, waar uw Meester werd gelegd!
Slaat zijne onfeilbre wegen gade!
Hoort wat het Godsorakel zegt!

Zy hadden wel by moordenaren
’t deel des Onzondigen gesteld;
maar Hem, wiens kruis ons heil moest baren,
was in Zijn dood reeds eer voorspeld!
De Raadsheer van Arimathéa
neemt Zijn doorstoken lichaam af!
De dochteren van Galiléa
zien Jezus in des rijken graf![2]

Ja! ’t heilig lichaam rust in de aarde,
en, nederdalend in haar hert,
neemt weg den vloek, die haar verzwaarde,
sinds de eerste mensch gevonnisd werd!
Komt! Laat ons Josephs hof bezoeken!
Daar werd begraven onze schuld!
Dáár ligt in graf en hoofdzweetdoeken
de hoop der heerlijkheid gehuld!

  1. Matth. XXVII: 62–66.
  2. Jes. LIII: 9. Matth. XXVII: 57 en volg. Luc. XXIII: 50-55.