Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/397

Deze pagina is proefgelezen


Dáár is uw zegepraal begonnen,
o Gods verkoren Israël!
De leeuw van Juda heeft verwonnen!
Hy neemt de poorten in de hel!
Hy heeft volstreên! Hy legt zich neder!
Hy rust, wie zal Hem op doen staan?[1]
Hy-zelf, Hy neemt zijn leven weder!
En — dat de kerkers opengaan!

Ja! nog een weinig! En de Waarheid
zal spruiten uit des aardrijks schoot![2]
Een nooit geziene zonneklaarheid
stijgt uit de diepten van den dood!
Het Jubeljaar is thands voldragen,
door de oude schaduwwet verkond!
Versmelt, o Zevende der dagen!
in d’ Eersten dag van ’t Nieuw Verbond.




IV.
DE OPSTANDING.

God zal ze helpen in 't aanbreken des morgenstonds.
Ps. XLVI: 6.
A.

Op den eersten dag der dagen bracht Jehovah en Zijn Woord
hemel, aarde, en al haar heiren, uit het niet ten aanzijn voort!
Duisternis bedekte d' afgrond en des aardrijks aangezicht!
Maar God sprak het woord der Almacht, Daar zij licht, en
daar was Licht!

B.

Op den eersten dag der weke, voor den daauw des morgenroods
rees de Godmensch uit de banden des te niet gebrachten doods!
Onverderflijkheid en Leven werden aan het licht gebracht!
en de Zon der Nieuwe Schepping brak d' aloude zondenacht!



(Wijze : Gez. 39.)

In den vroegen morgenstond
heeft Gods Woord Zijn Sioniten,

  1. Gen. XLIX: 9. Openb. V: 5.
  2. Ps. LXXXV : 12.