Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/415

Deze pagina is proefgelezen

II.

En men noemt zijnen naam Wonderlijk, Raad
Sterke God, Vader der Eewigheid, Vredevorst.
Jesaja XI: 5.

Stem: Psalm CXLVI

Op ’t geluid der hemelchoren,
op ’t gelei van Jacobs ster,
dat wy ’t Kindeke, ons geboren,
biddend naadren, schoon van verr’!
Gods- en Menschenzoon te zaam
WONDERLIJK! dat is Zijn naam!

In die nederige woning
ligt, van zichtbren glans ontbloot,
Gods Gezalfde, Sions Koning!
de Ééngeboorne in ’s Vaders schoot!
Die van ouds genoemd werd Raad,
’t Woord, door Wien de wereld staat!

Laat ons blijde, maar met beven,
lof, en prijs, en hulde biên
aan dien Zoon, van God gegeven,
arm en klein, op moeders kniên! —
want Zijn hand bestiert ons lot,
en Zijn Naam is sterke god!

In den tijd werd Hy geboren,
aan Zijn eigen woord getrouw;
de Eerstgeboren, de Uitverkoren,
als ’t beloofde Zaad der Vrouw
aan de Vaadren toegezeid,
VADER, zelf, DER EEUWIGHEID.

Eeuwig moet dat Kind regeeren,
spruit en Hoofd van Davids Huis!
Alles zal Hy overheeren,
door de zwakheid van een kruis!
Schoon Hy aanstoot brengt, en ’t zwaard,[1]
VREDEKONING toch op de aard!

  1. Matth. X: 34.