Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/419

Deze pagina is proefgelezen
Dat de stem der Bruid zich paar’
aan ’t gejuich der Geestenschaar!
Laat de Kerk alom gewagen
van ’t Besluit, aan haar verklaard!
Eere aan God, en Vrede op aard,
en in menschen Welbehagen!




NIEUWJAARSBOET- EN BEDEZANG.

Mijne dagen zijn als eene afgaande schaduw, en ik
verdor als gras. Maar Gy, Heere! blijft in eeuwigheid:
en uwe gedachtenis van geslachte tot geslachte. Gy
zult opstaan, Gy zult u ontfermen over Sion: Want de
tijd, om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is
gekomen. Want uwe knechten hebben een welgevallen
aan hare steenen, en hebben medelijden met haar gruis.
Dan zullen de heidenen den naam des Heeren vreezen,
en alle koningen der aarde uwe heerlijkheid. Als de Heer
Zion zal opgebouwd hebben, in zijne heerlijkheid zal
verschenen zijn, zich gewend zal hebben tot het gebed
des genen, die gantsch ontbloot is, en niet versmaad
hebben hunlieder gebed.
Ps. CII: 12-18.

(Stem: Ps. XLVI.)

O God, ontzachlijk Alvermogen,
die, met in 't binnenst vlammende oogen,
by 't henenwentlen van den Tijd,
terwijl Gy steeds Dezelfde zijt,
ver boven alle hemelkringen,
den keer en weêrkeer aller dingen,
naar 't plan bewogen van Uw Raad,
met heilgen lankmoed gadeslaat!

By U, wiens wegen nooit doorgrondde,
noch wie op aard Uw heil verkondde,
noch die 't daarboven kennen mag,
zijn duizend jaren als één dag,
by U, één dag als duizend jaren,
terwijl zy zwanger gaan, en baren
de volle ontwikkling van dat woord,
dat van den aanvang werd gehoord!

Hebt Gy, geduchte God der goden!
in heilbeloften en geboden!