Deze pagina is proefgelezen
Ja! om Uws zelfs wil, Heer der Heeren!
Bekeer ons, dat we ons tot U keeren!
Ach! is er voor dat Israël
nog redding mooglijk en herstel,
’t zal zijn door kracht, noch machtberoeming,
en (weg onzaalge schuldverdoeming!)
door werken, noch gerechtigheên,
maar door Uw Heilgen Geest alleen![1]
Op dat de vijand niet meer roeme,
noch ’t wormken Jacobs stout verdoeme!
Sta o, o Heere, richt uw zaak!
Verwar der torenbouwren spraak!
Beschaam den raad der goddeloozen!
Verijdel ’t vloekverbond der boozen!
En handhaaf zelf Uw woord en werk
in Uw met bloed gekochte Kerk!
noch ’t wormken Jacobs stout verdoeme!
Sta o, o Heere, richt uw zaak!
Verwar der torenbouwren spraak!
Beschaam den raad der goddeloozen!
Verijdel ’t vloekverbond der boozen!
En handhaaf zelf Uw woord en werk
in Uw met bloed gekochte Kerk!
Vervul weêr Priesters en Levieten,
en ’t gantsche heir der Isrellieten
met Christen heldenijvergloed
in ’t tot U weêrgebracht gemoed!
Om Sions muren op te richten,
en ’t tweede tempelhuis te stichten,
met aan hun hoofd den Koningspruit,
aan ’t zuchtend Godsvolk voorgeduid![2]
en ’t gantsche heir der Isrellieten
met Christen heldenijvergloed
in ’t tot U weêrgebracht gemoed!
Om Sions muren op te richten,
en ’t tweede tempelhuis te stichten,
met aan hun hoofd den Koningspruit,
aan ’t zuchtend Godsvolk voorgeduid![2]
Dan zullen, by het tempelrijzen,
de volken Neêrland zalig prijzen
aan wien zich God op nieuw betuigt,
zoo dra ’t voor Hem de knieën buigt,
in zegeningen, afgegoten
uit ’s hemels venstren, wijd ontsloten!
in zegenstroomen, thands ontzegd,
omdat die steen niet werd gelegd![3]
de volken Neêrland zalig prijzen
aan wien zich God op nieuw betuigt,
zoo dra ’t voor Hem de knieën buigt,
in zegeningen, afgegoten
uit ’s hemels venstren, wijd ontsloten!
in zegenstroomen, thands ontzegd,
omdat die steen niet werd gelegd![3]
Dan zullen alle volksgeslachten,
ja! Koningen en Oppermachten,
verblijd zijn in de heerlijkheid,
ja! Koningen en Oppermachten,
verblijd zijn in de heerlijkheid,