Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/428

Deze pagina is proefgelezen
Gezegend zij dees dag van d’ allerhoogsten God,
die aarde en hemel heeft geschapen, die ’t gebod
van d’ onverbreekbren echt aan ’t menschdom gaf in Eden,
en, komende op deze aard, om voor ons overtreden
te boeten, Canaas disch met heerlijkheid bezocht,
en ’t kuische bronnat keerde in glinstrend druivenvocht!
Gezegend zij dees dag van Isrels God en Koning,
geliefden, door Zijn hand tot nieuwe trouwbetooning
aan ’t kroost van Abraham, aan Japhets nageslacht,
ten Christlijk echtverbond met heil te zaam gebracht!
Gezegend zy hy u, bevoorrechte Echtelingen!
een ingang tot dien reeks van aardsche zegeningen,
die Jacobs God beloofde aan wie Zijn naam belijdt;
een voorsmaak van dien stond, als, van dit stof bevrijd,
die ziel, door Jesus bloed gewasschen van de zonde,
zal ingaan in de vreugd, die ons Zijn mond verkondde,
waar liefde zaligheid, en loven ’t leven is!
Gezegend zij ook daar u zijn gedachtnis,
wanneer gy, lang gespaard in ’t u verdubbeld leven,
’t verblijf der vreemdlingschap voor ’t hemelsch zult begeven,
van weldaan overstelpt, van levensdagen zat,
daar ge in de dienst des Gods, die nimmer u vergat,
door nakroost, afgesmeekt met Hem gewijd verlangen,
op de aarde, die ge ontstijgt, gevolgd wordt en vervangen.
Wees blijde, o Bruidegom, mijn broeder! juich en loof
den God, die voor de zucht der Zijnen nimmer doof,
uw beê verhoorde......Neen! wat zeg ik? Boven denken
of bidden, u dat heil verwaardigde te schenken,
waarvan geen wereld ooit den rijkdom schatten kon.
Die God, Wiens rechterhand ons greep, en tot de Bron
des eeuwgen Levens leidde, en tot de Hoop der Vaderen,
met harten, door Zijn Geest heropend, weêr deed naderen,
en Jesus kennen deed in onze duisternis;
die God, Wiens naam getrouw, Wiens liefde oneindig is,
na zeven jaren van steeds nieuw ontloken zegen,
van wondren van genâ, door wondervolle wegen,
ja ook van tranen, ook van klachten, vaak gezucht
in stilte aan Jesus voet, maar nimmer zonder vrucht,
die God volbracht den wensch, gevoed in ’t welbehagen
zijns Raads, in dezen dag op ’t zegenrijkst voldragen!
En thands, ge ontfingt het pand, door Hem u toegezegd!
Wy vieren lovend feest, mijn broeder! by uw echt;
en ik, ’k mag het de gâ, met wie my God verblijdde,
met haar, die neêrgeknield aan mijne, aan uwe zijde
den Heiland, nevens ons, aanbiddende beleed,
Wiens bloed ons reinigde, Wiens dood ons leven deed;
’k mag, dankend voor een reeks van vier paar dankbre jaren,
in ’t heilgenot, dat thands u toewenkt, heengevaren,
’k mag, juichend in ’t bezit, in d’ onuitspreekbren troost
van ’t vaak hernieuwd behoud van gade en teder kroost,
terwijl we in Jesus naam als t’ zaam verlosten roemen,
u broeder in de hoop ook dezes levens noemen,