Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/453

Deze pagina is proefgelezen
    slechts deze naam van my bestaan,
    (zij ook mijn dichtervonk vergaan!)
    slechts dit getuignis van my over:
zijn Dichtkunst had haar tijd — dien van een lentebloem;
maar Waarheid bleef zijn deel — de Levensboom zijn roem!

1836.




DE EENJARIGE HANNA
AAN
HARE LIEVE MOEDER EN MIN.

Gelijk gy, Moeder-lief! uw Hanna hebt gevoedsterd,
met eigen melk gelaafd, en op uw schoot steeds koestert,
zoo lave u door Zijn woord de moederliefde Gods,
met water uit de Bron, met honig uit de Rots!

1836.




AAN EEN KAPITTELSTOKJE.

Klein staafje, ontdekk' me uw hulp in ieder blad en boek
den vinger van mijn God, Wiens weg en wil ik zoek !

1838.




AAN EEN SCHRIJFPEN.

Smaak, o mijn hart, meld, o mijn pen,
de waarheid en de trouw des Heilands, Wiens ik ben!

1838.




SOYONS COMME L'OISEAU.

Soyons comme l'oiseau, posé pour un instant
sur des rameaux trop frêles,
qui sent ployer la branche et qui chante pourtant,
sachant qu'il a des ailes.
VICTOR HUGO.
Zijn we als de vogel, wien in schommelende abeelen
    een onbezorgde wiegling lust:
die 't takjen trillen voelt, en evenwel blijft kwelen —
    zich-zelf, zijn vleugelen bewust.