Deze pagina is proefgelezen
„Hy heeft des Drijvers arm, dan moedwil der Barbaren
„ten spot gemaakt, ontwricht. — Tot hier toe, Aartstiran!
„Uw kroon, uw staf, uw ster heeft uitgeschenen. Van
„uw ban herademt de aard. Ja, de afgod is gevallen.
„o stad der weelde! stad des bloeds! Ontsluit uw wallen
„ten tweedenmale voor Euroop! Hergeef den roof,
„o Babel! Voor de stem der wraakvermaning doof.
„ontkwaamt ge een tweedemaal die wraak: houd op te wroeten
„in ’s menschdoms ingewand (daar komt een tijd van boeten!)
„en ’t zij weêr vrede op een te lang geteisterde aard!”
„ten spot gemaakt, ontwricht. — Tot hier toe, Aartstiran!
„Uw kroon, uw staf, uw ster heeft uitgeschenen. Van
„uw ban herademt de aard. Ja, de afgod is gevallen.
„o stad der weelde! stad des bloeds! Ontsluit uw wallen
„ten tweedenmale voor Euroop! Hergeef den roof,
„o Babel! Voor de stem der wraakvermaning doof.
„ontkwaamt ge een tweedemaal die wraak: houd op te wroeten
„in ’s menschdoms ingewand (daar komt een tijd van boeten!)
„en ’t zij weêr vrede op een te lang geteisterde aard!”
Het zij zoo! ja, de storm hebbe uitgewoed; het zwaard,
verpozingloos gezwaaid, ruste eindlijk in de schede;
en ’t heilig Vorstenbond verzeegle ’t! — Is het Vrede,
om dat de donder zweeg van ’t moordverspeidend kruid?
Is de Oorlog, in zijn vaart, ook in zijn bron gestuit?
En viel de Omwentling in de macht der Dwangbezweerders?
Zy, met haar bloedig rot van orde- en rechtschoffeerders!
Zy, telg en moeder van onzaalge Tiranny,
ontfangen en gekweekt by ’t leugenlied van: VRIJ!
verpozingloos gezwaaid, ruste eindlijk in de schede;
en ’t heilig Vorstenbond verzeegle ’t! — Is het Vrede,
om dat de donder zweeg van ’t moordverspeidend kruid?
Is de Oorlog, in zijn vaart, ook in zijn bron gestuit?
En viel de Omwentling in de macht der Dwangbezweerders?
Zy, met haar bloedig rot van orde- en rechtschoffeerders!
Zy, telg en moeder van onzaalge Tiranny,
ontfangen en gekweekt by ’t leugenlied van: VRIJ!
Neen! kroost van Adam! wacht niets anders dan vertooning
van vrijheid orde of rust, tot dat die Vredekoning
komt heerschen over de aard, in wien de hemel jucht,
en voor wien eenmaal al wat leeft de knieën buigt!
Neen! wacht, Euroop! geen heil van waapnen of verbonden!
Uw moederschoot heeft nog den vuurberg niet verslonden,
wiens ingewand van ’t zaad des opstands woelt en blaakt;
en, schoon het ook niet steeds de lavavloeden braakt,
zijn gisting tot verraat in trilling, rook en steenen
die ’t oprispt! — Zij de krijg der volkeren verdwenen;
de kiem werd niet gesmoord, maar kruipt en woelt in ’t rond,
en dreigt als tijdgeest meer, dan ze ooit als krijg bestond.
van vrijheid orde of rust, tot dat die Vredekoning
komt heerschen over de aard, in wien de hemel jucht,
en voor wien eenmaal al wat leeft de knieën buigt!
Neen! wacht, Euroop! geen heil van waapnen of verbonden!
Uw moederschoot heeft nog den vuurberg niet verslonden,
wiens ingewand van ’t zaad des opstands woelt en blaakt;
en, schoon het ook niet steeds de lavavloeden braakt,
zijn gisting tot verraat in trilling, rook en steenen
die ’t oprispt! — Zij de krijg der volkeren verdwenen;
de kiem werd niet gesmoord, maar kruipt en woelt in ’t rond,
en dreigt als tijdgeest meer, dan ze ooit als krijg bestond.
Het ZEVENTIENDE JAAR der eeuw! — Wat jubeltonen
doordaavren oud Germanje, en wakkren in haar zonen
herinneringen op, waar Rome tegen wrokt,
het Ongeloof voor staat, en Laawheid-zelf van schokt?
Wat zingt men? welke daân? wat mannen? Zijn het vorsten,
die tegen ’t Vatikaan hun zwaard ontblooten dorsten?
doordaavren oud Germanje, en wakkren in haar zonen
herinneringen op, waar Rome tegen wrokt,
het Ongeloof voor staat, en Laawheid-zelf van schokt?
Wat zingt men? welke daân? wat mannen? Zijn het vorsten,
die tegen ’t Vatikaan hun zwaard ontblooten dorsten?