Deze pagina is proefgelezen
ter brijzeling geveld van wat ook weêrstand bied’,
naar ’t vast berekend punt, waar Gy de zege ziet!
Ja, eenmaal stondt Gy dáár, een beeld van alvermogen!
De koningen der aard omkringden, U, en bogen.
De wil van Frankrijk was Euroop de wet, Uw wil
aan Frankrijk! Op uw wenk vloog alles of stond stil. —
Maar neen! Gy waart de man van God niet, Werelddwinger!
gy werd het speeltuig van dat Lot, dat aan den vinger
der hooge Godheid drijft, toen Ge in uw hoogheid trad,
en een verdwaasd geslacht U als een God aanbad! —
Gy vielt! — Gy sterft! — De rij der Aartsveroveraren,
die eenmaal, als Gy-zelf, des werelds geessels waren,
ontmoet U met dees taal in ’t vale doodenrijk:
„ o Zoon des dageraads: hoe werdt Gy ons gelijk!
„Gy vielt! — Rust eindlijk, rust in ’t verre grafgesteente!
„zoo rusten mooglijk is zelfs aan uw koud gebeente.”
naar ’t vast berekend punt, waar Gy de zege ziet!
Ja, eenmaal stondt Gy dáár, een beeld van alvermogen!
De koningen der aard omkringden, U, en bogen.
De wil van Frankrijk was Euroop de wet, Uw wil
aan Frankrijk! Op uw wenk vloog alles of stond stil. —
Maar neen! Gy waart de man van God niet, Werelddwinger!
gy werd het speeltuig van dat Lot, dat aan den vinger
der hooge Godheid drijft, toen Ge in uw hoogheid trad,
en een verdwaasd geslacht U als een God aanbad! —
Gy vielt! — Gy sterft! — De rij der Aartsveroveraren,
die eenmaal, als Gy-zelf, des werelds geessels waren,
ontmoet U met dees taal in ’t vale doodenrijk:
„ o Zoon des dageraads: hoe werdt Gy ons gelijk!
„Gy vielt! — Rust eindlijk, rust in ’t verre grafgesteente!
„zoo rusten mooglijk is zelfs aan uw koud gebeente.”
’t Jaar DRIE EN TWINTIG rees. — ’t Is feest in Haalems wal.
De menigte vlood saam op ’t schel trompetgeschal.
’t Is wel haar tijd niet meer van blinkende tournooien,
waar duizend Edelen de heirbanier ontplooien
voor Hollands Liebaart en den Henegouwschen Leeuw!
’t Geldt echter hier een dag der bonte Middleeeuw.
Een man (’t was in den tijd, toen Beijeren reeds taande
en ’t stout Borgondiê den weg der grootheid baande,)
een man, in Haarlems hout, sneed op den beukenstam
een vorm, die in den grond als letter nederkwam!
Maar op die letter zeeg een stemgalm uit de blaêren:
„vermenigvuldig u!” en ’t was zoo. Vijftig jaren
had de Eeuw nog niet geteld, als ’t Aartsbisschoplijk Stift
den troon der Drukkunst op zijn bodem zag! De Schrift,
het eerste, ging van toen vertienmaalduizendvuldigd
naar ’s aardrijks hoeken uit! O wonderen verschuldigd
aan ’t toeval van één dag! Hier is de vinger Gods.
Wat ook ontheiligd werd door menschelijken trots
of wrevel: hier was God! ’t Was, wat ge ooit sedert werkte,
o drukkunst! ’t was, het bleef, met nooit gekende sterkte,
vermenigvuldiging! — van licht, van wetenschap,
van woord, van wil, van macht. Het was een reuzenstap,
ten hemel — en ter hel. Ja, menschdom! ook ter helle.
De menigte vlood saam op ’t schel trompetgeschal.
’t Is wel haar tijd niet meer van blinkende tournooien,
waar duizend Edelen de heirbanier ontplooien
voor Hollands Liebaart en den Henegouwschen Leeuw!
’t Geldt echter hier een dag der bonte Middleeeuw.
Een man (’t was in den tijd, toen Beijeren reeds taande
en ’t stout Borgondiê den weg der grootheid baande,)
een man, in Haarlems hout, sneed op den beukenstam
een vorm, die in den grond als letter nederkwam!
Maar op die letter zeeg een stemgalm uit de blaêren:
„vermenigvuldig u!” en ’t was zoo. Vijftig jaren
had de Eeuw nog niet geteld, als ’t Aartsbisschoplijk Stift
den troon der Drukkunst op zijn bodem zag! De Schrift,
het eerste, ging van toen vertienmaalduizendvuldigd
naar ’s aardrijks hoeken uit! O wonderen verschuldigd
aan ’t toeval van één dag! Hier is de vinger Gods.
Wat ook ontheiligd werd door menschelijken trots
of wrevel: hier was God! ’t Was, wat ge ooit sedert werkte,
o drukkunst! ’t was, het bleef, met nooit gekende sterkte,
vermenigvuldiging! — van licht, van wetenschap,
van woord, van wil, van macht. Het was een reuzenstap,
ten hemel — en ter hel. Ja, menschdom! ook ter helle.