Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/466

Deze pagina is proefgelezen
in sombrer tijdsgewricht, by ’t Godvergeten woên
van ’t Brusselsche verraad, betaalde kannibalen
u tegengrimden! — of, tot nieuwe zegepralen,
by ’t hachlijk Bautersem! — of eindlijk, als die maar
het land met doodschrik sloeg: krank! zorgelijk! in gevaar!
o Koning! welk een schat van zielsherinneringen,
die wat U lief heeft naar des Heilands voetbank dringen!
Geef eer dien Heiland! Hem, den God gezien op aard,
behoort Gy, met uw ziel en lichaam, — met uw zwaard
en schepter! — Tot dien God moet Vorst en volk zich wenden,
met al de zonden, al de nooden. al de ellenden!
Geen kracht, geen wijsheid, hoe door menschen ook betrouwd,
geen Grondwet, hoe oprecht bezworen, geeft behoud,
ten zij der vaadren God met menschlijk woord verzegel’,
de zondeschuld verzoen’, den Staat geneze en regel’,
zijn Woord in eer zij, van Zijn vrees de daad getuig’,
en voor Zijn zaalgen Naam heel ’t Land aanbiddend buig’! —
Kniel, Koning! met uw volk! — En nu, de Koning leve!
Oranje voor altoos! — Dat elke vijand beve
voor d’ opslag van Zijn oog, de liefd van Zijn volk,
en ’t heil des HEEREN, dat Hem toestraalt uit de wolk!

En ondertusschen bleef een tijdperk van tien jaren,
steeds oorlogszwanger, steeds onmachtig dien te baren,
zijn loop vervolgen. ’t Is rumoer van krijgsgerucht,
en tevens vrede, rijk in onafzienbre vrucht.
Beschaving breidt zich uit met nooit beproefde spanning,
gescherpt als door de vrees voor plotselinge verbanning
door ’t losgerukt geweld der dolle woestaardij.
Een nieuwe levenskracht doorstroomt de Maatschappij
der volken; kunst aan kunst, door ijvervuur geprikkeld
en mededinging, die geen grens kent, wordt ontwikkeld
in duizend richtingen met steeds versnelden spoed!
Natuur, tot in het diepst haars heiligdoms doorwroet,
legt voor het vorschend oog geheimnissen open,
verbanden, spelingen, die telkens samenlopen
tot nieuwe bronnen voor ’t Vernuft. De Wetenschap
verstout zich niet alleen een steeds verwijden stap,
maar paart en huwt zich, de eene aan de andre en geeft zich spruiten,
vertalrijkt dag aan dag. Dan treedt zij, fier, naar buiten,