Deze pagina is proefgelezen
ligt tevens de éénheidszucht! Tot éénheid drijft de klemming
der opgespannen veêr, — tot éénheid, de bestemming
maar, buiten God, den vloek der menschheid. Ja, de Man
die in het middelpunt zich eenmaal wringen kan
van ’t weefsel zonder gâ, dat onze leeftijd baarde,
is meester van Euroop, is meester van heel de aarde!
der opgespannen veêr, — tot éénheid, de bestemming
maar, buiten God, den vloek der menschheid. Ja, de Man
die in het middelpunt zich eenmaal wringen kan
van ’t weefsel zonder gâ, dat onze leeftijd baarde,
is meester van Euroop, is meester van heel de aarde!
Asch van Napoleon! Wat brengt ge aan Frankrijk? Wat
aan ’t ondermijnd Euroop? — Verbeidt de Wereldstad
in U den vonk in ’t eind, die de opgeladen stoffen
in ’t lang gedreigde vuur weldra moet doen ontploffen?
En is de voorboô reeds gezien, het sein gehoord
voor Beyreuth? — te Parijs? — Werd reeds de droom gestoord
des Vredes? Is de krijg, van al zijn Razaernijen
omstuwd, of die nog veel vernielender Harpijen
van oproer, burgertwist, onttrooning, klubsgeweld,
reeds ingespannen? — Werd het vonnis reeds geveld
dier niet meer vreemde straf, eerst van Regeeringsloosheid
en straks van Tiranny, elkaâr gelijk in boosheid,
waarmeê de horizon bewolkt is? Of blijft rust,
blijft: „Vrede! Vrede! en geen gevaar!” de leus, de lust
der Eeuw? en is een reeks van Staatsverwikkelingen,
waaruit de kracht ontbreekt zich weder los te wringen,
op nieuw voor luttel tijds op handen? — o! Wie gist
wat van des menschdoms lot daar Boven is beslist?
Wie heeft Gods raad gekend? — Doch neen! de orakels spreken:
die Schriften, van wier woord geen tittel mag ontbreken,
zoo lang de zon haar glans, de maan haar wederschijn
zal geven! — Ja, voorzegd is de ingeschonken wijn
der gramschap, de onrust van de volken, de geruchten
van oorlog, de ijzren arm eens Heerschers, en de zuchten
van ’t schepsel dat, vermast, het oog ten hemel richt, —
voorzegd, de donkre nacht; voorzegd, het Morgenlicht.
aan ’t ondermijnd Euroop? — Verbeidt de Wereldstad
in U den vonk in ’t eind, die de opgeladen stoffen
in ’t lang gedreigde vuur weldra moet doen ontploffen?
En is de voorboô reeds gezien, het sein gehoord
voor Beyreuth? — te Parijs? — Werd reeds de droom gestoord
des Vredes? Is de krijg, van al zijn Razaernijen
omstuwd, of die nog veel vernielender Harpijen
van oproer, burgertwist, onttrooning, klubsgeweld,
reeds ingespannen? — Werd het vonnis reeds geveld
dier niet meer vreemde straf, eerst van Regeeringsloosheid
en straks van Tiranny, elkaâr gelijk in boosheid,
waarmeê de horizon bewolkt is? Of blijft rust,
blijft: „Vrede! Vrede! en geen gevaar!” de leus, de lust
der Eeuw? en is een reeks van Staatsverwikkelingen,
waaruit de kracht ontbreekt zich weder los te wringen,
op nieuw voor luttel tijds op handen? — o! Wie gist
wat van des menschdoms lot daar Boven is beslist?
Wie heeft Gods raad gekend? — Doch neen! de orakels spreken:
die Schriften, van wier woord geen tittel mag ontbreken,
zoo lang de zon haar glans, de maan haar wederschijn
zal geven! — Ja, voorzegd is de ingeschonken wijn
der gramschap, de onrust van de volken, de geruchten
van oorlog, de ijzren arm eens Heerschers, en de zuchten
van ’t schepsel dat, vermast, het oog ten hemel richt, —
voorzegd, de donkre nacht; voorzegd, het Morgenlicht.
Op ’s hemels wolken zal Hy komen,
die aan die nacht een einde maakt!
die, in Zijn heemlen opgenomen,
het troostwoord uitsprak: „Wacht My! waakt!”
die aan die nacht een einde maakt!
die, in Zijn heemlen opgenomen,
het troostwoord uitsprak: „Wacht My! waakt!”