Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/480

Deze pagina is proefgelezen


AAN VROUWE GROEN VAN PRINSTERER,
GEBOREN VAN DER HOOP.
IN HAAR ALBUM.

En gy zult Zijnen naam JESUS heeten, wan Hy
zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden.
Matth. I: 21.
Vijf letters!… maar Gods liefde — ons heil — daarin besloten! —
O leeft het in ons hart? Wat zal ons onderstooten
van de onuitspreekbre hoop, wier vastheid dan recht blijkt,
als 't zichtbre wegzinkt, als ons vleesch en hart bezwijkt?

1842.




AAN WILLEM DE CLERCQ,
BY GELEGENHEID ONZER VERJAARDAGEN (Jan. 13 en 14) IN 1843

   De hand van God
   verbond ons lot.
Wie zal het rukken van elkaêr?
   Wat eenmaal stond,
   door Hem gegrond,
blijft eeuwig vast, blijft eeuwig waar.
   Eens Heilands trouw
   kent geen berouw.
Wie zal ons scheiden van dien Heer?
   Geen tegenspoed,
   geen overvloed,
geen smaad, geen haat, geen gunst of eer.
   Geen volksgedruisch,
   geen Ridderkruis,
geen leed, geen nood, geen dood of graf
   staat Hy naby
   en ons ter zij,
die zich voor ons ten losprijs gaf.
   „Dat Hy bewaar!”
   blijf voor elkaêr
’t gebed des harten tot aan ’t end;
   ’t gebed tot Hem,
   die naar de stem
des toevlucht zoekenden zich wendt.