Deze pagina is proefgelezen
aan Koningen eens wetten geven kon;
dit plekje wier, bewassen met Oranje,
by d' aanloop van den vollen Oceaan
van Galliër of Brit als van heel Spanje,
bewaard bleef op den noodkreet: „Wy vergaan!” —
En wy ook thands, wy schudden op de baren
(o! 't zij nog zoo!) dier Gallileesche zee.
Zoo heff' zich dan, by Nederlands bezwaren,
ook van dees plaats in stilheid onze beê:
Oud-Neêrlands God, by welk een last het kwijne,
delge allereerst voor Hem uit onze schuld!
En dan — dat goud, dat zilver, — het is Zijne,
dat ooit naar eisch de breede bressen vult. —
Der Vaadren God zij onzes Konings Koning,
ZIJN vrees de schat, de wijsheid van den Staat.
Ja, maak Hy nog in Neêrlands harten woning,
wiens naam is Heil en Wonderlijk, en Raad! —
En ook aan U, o Grijzaarts in ons midden!
heil, heil in Hem, terwijl uw avond daalt,
terwijl een jeugd, waarvoor wy met u bidden,
reeds onze jeugd in frischheid overstraalt!
Voorts, Medeleên! zoo Vaderlandsche plichten
verbonden zijn aan d' arbeid dezer plaats,
zoo ook van hier een wapen is te richten
ter weering èn der dwaling èn des kwaads,
zoo Kunst en Smaak, zoo Onderzoek en Weten
zich aan de dienst der Hoogste Waarheid huwt,
zoo zij dit snoer niet roekloos losgereten,
en ruste er heil op Neêrlands Instituut!
dit plekje wier, bewassen met Oranje,
by d' aanloop van den vollen Oceaan
van Galliër of Brit als van heel Spanje,
bewaard bleef op den noodkreet: „Wy vergaan!” —
En wy ook thands, wy schudden op de baren
(o! 't zij nog zoo!) dier Gallileesche zee.
Zoo heff' zich dan, by Nederlands bezwaren,
ook van dees plaats in stilheid onze beê:
Oud-Neêrlands God, by welk een last het kwijne,
delge allereerst voor Hem uit onze schuld!
En dan — dat goud, dat zilver, — het is Zijne,
dat ooit naar eisch de breede bressen vult. —
Der Vaadren God zij onzes Konings Koning,
ZIJN vrees de schat, de wijsheid van den Staat.
Ja, maak Hy nog in Neêrlands harten woning,
wiens naam is Heil en Wonderlijk, en Raad! —
En ook aan U, o Grijzaarts in ons midden!
heil, heil in Hem, terwijl uw avond daalt,
terwijl een jeugd, waarvoor wy met u bidden,
reeds onze jeugd in frischheid overstraalt!
Voorts, Medeleên! zoo Vaderlandsche plichten
verbonden zijn aan d' arbeid dezer plaats,
zoo ook van hier een wapen is te richten
ter weering èn der dwaling èn des kwaads,
zoo Kunst en Smaak, zoo Onderzoek en Weten
zich aan de dienst der Hoogste Waarheid huwt,
zoo zij dit snoer niet roekloos losgereten,
en ruste er heil op Neêrlands Instituut!
4 Jan. 1844.
AAN NEDERLAND,
IN
DE LENTE VAN 1844.
O God! geef den Koning Uwe rechten.
De Psalmist.
De Psalmist.
Hooge waatren, zijn, o Neêrland! dikwerf over u gegaan,
van de Zuiderbergrivieren, van den Noorderoceaan!
Hooge waatren, neen! meer dreigend dan of ijsklompschots op schots,
van de Zuiderbergrivieren, van den Noorderoceaan!
Hooge waatren, neen! meer dreigend dan of ijsklompschots op schots,