Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/496

Deze pagina is proefgelezen
of het dondrend by Petten landdoordaarvrend zeegeklots:
hooge waatren van verdrukking door verwaten Tiranny,
of door opgedrongen Vrijheid, slechts van God en waarheid vrij! —
Zeeën tranen u verzekerd onder vanen, beurt om beurt!
of met koningstrots geslingerd, of met koningsbloed gekleurd!
Spaansche haters, Fransche vrienden, Britsche mededingers, ja,
eigen Landgenoten zelve (de herinnering verga!)
dreigden midden in de welvaart u den wissen ondergang, —
’t werd den Leeuw der zeven pijlen voor die waatren dikwerf bang!

Hy, die hoog zit in de heemlen, laag op de aarde nederziet,
hy, die watervloed en stormen èn beteugelt èn gebiedt,
sprak tot al die oceanen, tot die stroomen hol en hoog!
„Treedt terug! zij Neêrlands bodem onbeschadigd, vruchtbaar, droog!"
Stuitte d’ overmoed der Alvaas, brak den trots van Lodewijk,
stelde tegen bandeloosheid ’t kleine Neêrland tot een dijk!
En het werd, steeds uit zijn nooden door die Hoogste hand gespaard,
van geslachten tot geslachten als een wonder voor heel de aard.

Lente van een jaar dat, somber, zijn gedrukten loop begon!
gy op nieuw getuigt van redding uit diezelfde Reddingsbron,
Kiemden bittre burgerveten, mompelde onwil, wrevel, haat,
broedden slingerende orkanen in den dampkring van den Staat, —
wederom schoot door de wolken een verhelderende straal,
en de zeehoos in de verte stoof in domp weg andermaal.

„Lof en dank den God der Vaadren!" zegg’ het volk zijn Koning na!
maar dat Neêrland by Gods werken ook Zijn wenken gadesla
Dat wy ’t vragen zonder uitstel. dat wy ’t vragen voor Zijn troon,
welke weg en wat beginsel door deze uitkomst wordt geboôn!
Wat thans plicht is, wat behoefte, — voor de Natie, — voor ’t geslacht,
dat weldra ons gaat vervangen, en eene erfnis van ons wacht.
Dicht omwikkeld in den mantel van een angstig zelfbehoud,
in gaan sluimren op de stapels van het aangebrachte goud?
Ons verschansen achter muren van vooroordeel of belang?
Zoeken wijsheid tegen d’ Eeuwgeest in de scholen van den Dwang?
Of wel, — dienaars van dien Heerscher, sterk door damp en door papier,
voor zijn stelsels, zijn beloften blakende van ijvervier,
medevliegen op zijn stoomschip, medehollen voor zijn kar,
zonder reiskaart of bestemming, zonder Noord- of Morgenstar?