Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/500

Deze pagina is proefgelezen
Aan Israël zijn Koning,
beloofd uit Davids huis!
Gods heil aan alle Heidnen, —
Maleier en Javaan
de zon der volle Waarheid,
voor nacht of halvemaan!

Of zijn het andre tijden,
die God voor ons bewaart?
Een donkrer lotsbedeeling,
waarvoor wy zijn gespaard?
Gy zult ons toch niet hebben,
gy goden van den tijd!
Wy blijven ook by ’t zinken
der vaadren God gewijd!

Een natie kan ook vallen
met eer, ter eer van Hem,
en houden, heilgeloovig,
zijn standaart vast met klem.
Daar zijn ook martelaren
op Neêrlands grond geweest!
Geen Lodewijk [1], geen Willem,
heeft ooit die keus gevreesd.

Met al hun schoone woorden,
met al hun stout geschreeuw, —
zy zullen ons niet hebben,
de goden dezer Eeuw!
Tenzij het woord des Zwijgers
moedwillig werd verzaakt:
’K HEB MET DEN HEER DER HEEREN
EEN VAST VERBOND GEMAAKT.




AAN DEN HEER JOHANNES MULLER.
IN HET MY AANGEBODEN EXEMPLAAR VAN 'T VERS „AAN NEDERLAND" ENZ.

De Drukkunst schenk' der taal, in maatklank neêrgeleid,
vermenigvuldiging, verspreiding, duurzaamheid!

  1. Ik dacht aan Graaf Lodewijk, broeder en rechterhand van den grooten Zwijger.