Deze pagina is proefgelezen
AAN DR. M. J. VERKOUTEREN,
MET EEN AFBEELDSEL VAN WILLEM DE CLERCQ.
Gy, ook hebt hem gekend, dien trouwen boezembroeder,
op eens ten hemel opgeroepen van mijn zij',
maar door een liefdegunst van God, den Alvergoeder,
hoezeer voor 't oog bedekt, toch steeds mijn geest naby.
O! zoo hy, uit de plaats der Overwinningszangen,
ter eer van 't vlekloos Lam, wiens bloed de losprijs is,
mijn zoon, by 't smertvol leed, dat hem en ons moest prangen,
gezien heeft in uw arm, aanschouwd heeft aan uw disch,
hy heeft op d' eigen stond, in vaderliefde ontstoken,
(de liefde stoort zich aan geen afstand, aan geen dood,)
Verkout'ren! ook op U den zegen uitgesproken,
die voor zijn kroost en 't mijn' steeds uit zijn boezem vloot.
op eens ten hemel opgeroepen van mijn zij',
maar door een liefdegunst van God, den Alvergoeder,
hoezeer voor 't oog bedekt, toch steeds mijn geest naby.
O! zoo hy, uit de plaats der Overwinningszangen,
ter eer van 't vlekloos Lam, wiens bloed de losprijs is,
mijn zoon, by 't smertvol leed, dat hem en ons moest prangen,
gezien heeft in uw arm, aanschouwd heeft aan uw disch,
hy heeft op d' eigen stond, in vaderliefde ontstoken,
(de liefde stoort zich aan geen afstand, aan geen dood,)
Verkout'ren! ook op U den zegen uitgesproken,
die voor zijn kroost en 't mijn' steeds uit zijn boezem vloot.
Febr. 1845.
AAN DR. D. J. A. ARNTZENIUS,
MET EEN PRACHTBIJBEL.
Donarem pateras?
Hor.
Hor.
Voor trouwe moeite en zorg by dagen of by nachten,
voor bijstand, aangesneld by snerpende oudrensmart,
hoe zou zich 't zielsgevoel geen lucht te geven trachten?
Wat biedt ― neen! wat gebiedt het gaarne dankbaar hart?
'k Bood, zoo de schittring zelfs van steenen of metalen
den Dichter stond ten dienst, van beide schaars bedeeld,
ik bood geen diamant, gestrooid op gouden schalen,
by keur van zilverwerk, naar d' eisch der kunst gebeeld,
ter weêrvergelding ooit of vriendschapsdienst-belooning,
maar als erkentenis van onmacht by de schuld.
Neen! voor den dank van 't hart blijft edeler betooning,
is levendiger blijk der zucht die ons vervult.
Ontfang dien in een gift, aansprakeloos van waarde,
maar afdruk voor 't gemoed van d'allerrijksten schat,
die ooit door mensch aan mensch werd voorgesteld op de aarde,
die in zijn klein bestek den hemel-zelf bevat.
Arntzenius! Gods Woord, — van daar straalt ons het wezen
van liefdedienst en dank, daar buiten slechts een schijn.
voor bijstand, aangesneld by snerpende oudrensmart,
hoe zou zich 't zielsgevoel geen lucht te geven trachten?
Wat biedt ― neen! wat gebiedt het gaarne dankbaar hart?
'k Bood, zoo de schittring zelfs van steenen of metalen
den Dichter stond ten dienst, van beide schaars bedeeld,
ik bood geen diamant, gestrooid op gouden schalen,
by keur van zilverwerk, naar d' eisch der kunst gebeeld,
ter weêrvergelding ooit of vriendschapsdienst-belooning,
maar als erkentenis van onmacht by de schuld.
Neen! voor den dank van 't hart blijft edeler betooning,
is levendiger blijk der zucht die ons vervult.
Ontfang dien in een gift, aansprakeloos van waarde,
maar afdruk voor 't gemoed van d'allerrijksten schat,
die ooit door mensch aan mensch werd voorgesteld op de aarde,
die in zijn klein bestek den hemel-zelf bevat.
Arntzenius! Gods Woord, — van daar straalt ons het wezen
van liefdedienst en dank, daar buiten slechts een schijn.