Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/51

Deze pagina is proefgelezen
Ach! de moed van ’t jeugdig harte had u ’t heldere verstand
met een duistre wolk omneveld, toen ge een gruwelijken band
om de Hellespontsche golven, als hun meester, durfde slaan.
Toen ge een’ God waagde aan te randen in zijn mooit verstoorbrebaan,
en de vlakte aan zijn waatren dekte met een kielenrij
waar uw leger over heen toog naar den grond van de overzij,
al den Goden in Neptunus tot een nooit verzoenbren smaad.
Licht misleide! neen, gy zaagt niet, dat de rijkdom van uw Staat
binnen kort ten prooi kon liggen aan uitheemsche plonderzucht.

ATOSSA.

Haatlijk ras van laffe vleiers! al die rampen zijn de vrucht
van de heerschzucht die uw omgang in mijn Xerxes wortlen deed,
toen uw mond in ’s vaders lofspraak hem zijn werkeloosheid verweet,
hem de vrede leerde haten, en, de hand aan ’t oorlogszwaar
dag aan dag den schat vermeerdren dien mijn egâ had vergaârd.
Gy zijt de oorzaak van zijn dwaasheid, gy zijt de oorzaak van dien tocht,
die den val van onze grootheid in des legers neêrlaag wrocht!

DE SCHIM.

Zoo is dit grootsch ontwerp met schand ten eind gebracht!
Een schrikbaar voorbeeld tot voor ’t verste nageslacht,
eens noodlots. als nog nooit op Suzes burgren woedde,
sints de Opperste der Goôn der volken macht en hoede
den deugden van één’ Vorst vertrouwde. ’t Was een Meed
die ’t eerst dees streken voor zijn scepter knielen deed:
zijn kroost, zijn edel kroost, dien vader waard in wijsheid,
verving in ’t rijksgebied zijn afgeleefde grijsheid,
en sterkte dag aan dag den vaderlijken troon.
Hem volgde Cyrus op, de liev’ling van de Goôn,
wien ’s helden deugd behaagde en hartelijke beden.
Dees deed door krijgsbeleid de rondgelegen steden
de macht erkennen van zijn onafweerbaar staal,
maar schonk zijn volk de vrucht van zege- op zegepraal,
een duurzaam vredeheil. Naauw meester van dees staten,
verloor zijn zoon het licht. ’t Rijk werd ten prooi gelaten
aan de eerzucht van een Maag, wiens schaamtelooze voet
den troon betreden dorst van dit doorluchtig bloed,
tot Artaphernes en zijn moedige eedgenoten
(door loosheid of geweld) des dwinglands val besloten.