Deze pagina is proefgelezen
Die wind en waatren hebt geboden,
het werk, het werktuig van Uw kracht.
het werk, het werktuig van Uw kracht.
En thands! Gy zult ze verder weiden,
wier boei Uw Bondstrouw heeft geslaakt;
ze door de steenwoestijnen leiden
naar ’t land, den Vaadren vermaakt.
De volken hoorden het. Zy trillen.
Heel Palestina dreunt en kraakt.
Wie zal uw angst, o Moab! stillen,
o weeren ’t volk, dat u genaakt?
wier boei Uw Bondstrouw heeft geslaakt;
ze door de steenwoestijnen leiden
naar ’t land, den Vaadren vermaakt.
De volken hoorden het. Zy trillen.
Heel Palestina dreunt en kraakt.
Wie zal uw angst, o Moab! stillen,
o weeren ’t volk, dat u genaakt?
Ja, ’t volk trekt op, door U verkregen,
o God des eeuwgen erfverbonds!
Gy voert het aan op wonderwegen,
gedenkend aan den eed Uws monds.
Gy zult ze nestlen in de steden,
Gy zult ze wortlen in den grond,
nog door der Reuzen voet getreden,
tot wier verdelging Gy ze zondt.
o God des eeuwgen erfverbonds!
Gy voert het aan op wonderwegen,
gedenkend aan den eed Uws monds.
Gy zult ze nestlen in de steden,
Gy zult ze wortlen in den grond,
nog door der Reuzen voet getreden,
tot wier verdelging Gy ze zondt.
Van eeuw tot eeuw zult Gy regeeren!
Gy zijt mijn God, mijns vaders God!
Wie zal Uw legerbenden keeren?
Gy zult ze voeren in hun lot!
Zingt, zingt Jehovak den Bevrijder!
zingt Hem met rei en rinkelbom.
Hy blies! Het paard en zijn berijder
kwam in de diepe waatren om.
Gy zijt mijn God, mijns vaders God!
Wie zal Uw legerbenden keeren?
Gy zult ze voeren in hun lot!
Zingt, zingt Jehovak den Bevrijder!
zingt Hem met rei en rinkelbom.
Hy blies! Het paard en zijn berijder
kwam in de diepe waatren om.
Dus, aan de oevers van die baren, eens geëffend tot een pad,
zongen Mirjams maagdenreien ’t heil, dat God gegeven had,
waar de nagalm van blijft ruischen aller eeuwen loopkring door —
dan, op nieuw wordt opgevangen door een maagdelijker koor,
door het koor van uw verlosten, sterke Held Emmanuël!
daar zy uw triumfen zingen over zonde, dood en hel.
zongen Mirjams maagdenreien ’t heil, dat God gegeven had,
waar de nagalm van blijft ruischen aller eeuwen loopkring door —
dan, op nieuw wordt opgevangen door een maagdelijker koor,
door het koor van uw verlosten, sterke Held Emmanuël!
daar zy uw triumfen zingen over zonde, dood en hel.
Aan den oever van geen golven meer, door stormen opgeruid,
maar dier spiegelzilvren vlakte, die by ’t hemelharpgeluid
afgebeeldt slingerende kampen, onder worstlend zielsgebed,
vaak met paarlende angstzweetdroppen doorgestreên en neêrgezet,
maar dier spiegelzilvren vlakte, die by ’t hemelharpgeluid
afgebeeldt slingerende kampen, onder worstlend zielsgebed,
vaak met paarlende angstzweetdroppen doorgestreên en neêrgezet,