Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/518

Deze pagina is proefgelezen
Maar in het hachlijk uur, hier voor des Dichters oogen
herroepen, is het stil, van stormen onbewogen,
in deze wildernis, en eenzaam. Slechts één vrouw,
met fierheid, diep verneêrd, in ’t oog, — met naberouw
en kommer in de ziel, diep in die ziel bestreden, —
richt op den sombren weg haar ongewisse schreden.
De waterflesch klopt op haar borst, eerlang geleêgd,
het brood ontbrak alreede, en dubbel klemmend weegt
de last haar onder ’t hart, waarop voor weinig dagen
haar blik zoo onbedacht naast Sara roem dorst dragen.
Verwatene! waarheen? De tent van Abraham
wierp tuchtigend u uit! Keer tot geen land van Cham,
maar tot de schaduwen van Mamres eiken weder,
en dat zich ’t hart voor God aan Saraas voet verneder’!
Voor u ook is daar brood en water, heul en troost
en Goddelijke trouw! Wees dienstmaagd, — en uw kroost
zal groot zijn! meer dan één belofte omvat die woning,
en wat uit Abrams heup geboren wordt, is koning.

De moeder Ismaëls!
Maar Sara mede staat,
op Gods gezetten stond, de moeder van een zaad,
een zoon, waaruit de Zoon een menschlijk wordt geboren! -
En nu — die Abram ’t eerst den vadernaam deed hooren,
die veertien jaren op de aartsvaderlijke kniên
geen tweeden nevens zich gekoesterd had gezien,
moet thands dien tweeden als zijn’ meerdere gehengen,
en, man in zelfgevoel en krachten, hulde brengen
een weenend kindeke! Gelijk den pijl zijn boog,
schiet op den zuigeling zijn verontwaardigd oog
den blik des wrevels en des spots. De moederzonde
herhaalt zich in dien spot en slaat een versche wonde
in ’t hart der meesteres; — en deze blik beslist.
Het woord des Heeren handhaaft Sara. Neen! geen twist
van broeders onder ’t oog van Abram! Twee vorstinnen
gedoogt de tentgordijn van Mamre niet, noch binnen
haar plooien deze twee, schoon spruiten van één stam:
den herder en den held, den woudstier en het lam.

De moeder Ismaëls!