Deze pagina is proefgelezen
en teelen uit dien echt een monsterachtig kroost
van dweepend zingevlei en ingebeelden troost.
Ach! uwe niet alleen was ’t opzet om één waarheid
met al haar hemelglans en goddelijke klaarheid
te spannen in ’t gareel ten dienste van een Macht
van menschenvonden en verfoeisels; — of de kracht
van ééne zonderdrift met ijzren wil te breken
om de andren ongestoord te koestren en te kweken.
Maar uwe, o Koreischiet! was de Oostersche natuur,
’t bezielend krijgsgenie, ’t betoovrend dichtervuur,
waardoor ge een fakkel werdt, die wijd en zijd de stammen
in lichterlaaien gloed vermogend waart te ontvlammen, —
een gloed, nog niet gebluscht, maar blijvend, tot die Zon,
die eens by ’s menschen val zijn wondren loop begon,
en nacht èn fakkelglansch èn dwaal- en flikkerlichten
in zijn volheldren dag verzwonden zal doen zwichten.
Verhaast, o God! dien stond, en laat van oord tot oord,
tot dat hy dáár zal zijn, uw Envangeliewoord,
klaar als de feestbazuin, het menschdom vergewissen
van wat er volgen zal op zoo veel duisternissen;
ja, van dat koninkrijk, dat over ’t wijd heelal,
wat dreige, of tegensta, eens zegevieren zal,
niet door toegeeflijkheên aan menschelijken logen,
noch door verbindingen met menschlijk alvermogen,
maar enkel Waarheid, enkel Leven, enkel Licht,
op vastigheid van kruis en lijden blijft gesticht.
van dweepend zingevlei en ingebeelden troost.
Ach! uwe niet alleen was ’t opzet om één waarheid
met al haar hemelglans en goddelijke klaarheid
te spannen in ’t gareel ten dienste van een Macht
van menschenvonden en verfoeisels; — of de kracht
van ééne zonderdrift met ijzren wil te breken
om de andren ongestoord te koestren en te kweken.
Maar uwe, o Koreischiet! was de Oostersche natuur,
’t bezielend krijgsgenie, ’t betoovrend dichtervuur,
waardoor ge een fakkel werdt, die wijd en zijd de stammen
in lichterlaaien gloed vermogend waart te ontvlammen, —
een gloed, nog niet gebluscht, maar blijvend, tot die Zon,
die eens by ’s menschen val zijn wondren loop begon,
en nacht èn fakkelglansch èn dwaal- en flikkerlichten
in zijn volheldren dag verzwonden zal doen zwichten.
Verhaast, o God! dien stond, en laat van oord tot oord,
tot dat hy dáár zal zijn, uw Envangeliewoord,
klaar als de feestbazuin, het menschdom vergewissen
van wat er volgen zal op zoo veel duisternissen;
ja, van dat koninkrijk, dat over ’t wijd heelal,
wat dreige, of tegensta, eens zegevieren zal,
niet door toegeeflijkheên aan menschelijken logen,
noch door verbindingen met menschlijk alvermogen,
maar enkel Waarheid, enkel Leven, enkel Licht,
op vastigheid van kruis en lijden blijft gesticht.
De moeder Ismaëls!
God heeft een woord gesproken!
Geen stofken heeft er ooit by de uitkomst aan ontbroken;
’t zij oordeel, lang getergd, ’t zij heerlijkheên beloofd
voor de aarde of de eeuwigheid, en neêrgelegd op ’t hoofd
het zij van Jacob of van Edom. Aan uw zonen,
o Hagar! was de glans beloofd van koningskroonen, —
ziet! de eeuwen wentelden! En honderd troonen zijn
ten buit geleverd aan de kindren der woestijn.
Wat schittring! welke gloed of ’t waar en regenbogen,
robijn en esmerald en diamanten, de oogen
verblindend! wat muzijk van waterval by val
in lustspelonken, als getooverd uit kristal:
God heeft een woord gesproken!
Geen stofken heeft er ooit by de uitkomst aan ontbroken;
’t zij oordeel, lang getergd, ’t zij heerlijkheên beloofd
voor de aarde of de eeuwigheid, en neêrgelegd op ’t hoofd
het zij van Jacob of van Edom. Aan uw zonen,
o Hagar! was de glans beloofd van koningskroonen, —
ziet! de eeuwen wentelden! En honderd troonen zijn
ten buit geleverd aan de kindren der woestijn.
Wat schittring! welke gloed of ’t waar en regenbogen,
robijn en esmerald en diamanten, de oogen
verblindend! wat muzijk van waterval by val
in lustspelonken, als getooverd uit kristal: